Belangrijke uitgangspunten bij het oefenen van het korte spel zijn:
Wissel van doel. Van tien chips, pitches of putts naar dezelfde hole slaan, leer je weinig. Wissel continu van doel, zodat je brein steeds weer op zoek moet naar de juiste slag voor de situatie. Zo train je gevoel.
Oefen lastige liggingen. Die fijne ligging in de first cut is niet moeilijk, maar wat doe je bij een kale, zanderige, schuine ligging? Of uit de diepe rough? Oefen van lastige liggingen en de situaties die je tegenkomt in de baan worden een makkie.
Gebruik verschillende clubs. Pak niet standaard die lob wedge, maar probeer de bal ook eens bij de hole te krijgen met een ijzer-9 of een hybride. Het is goed voor je creativiteit en waarschijnlijk merk je dat een mid-ijzer meestal effectiever is dan een wedge.
Creëer druk. Probeer de spanning van een echte ronde te imiteren. Sluit weddenschappen af of probeer je vorige resultaat te verbeteren. Hoeveel up-and-downs of tweeputts kun je achter elkaar maken?
Vergeet de bunker niet. Eerlijk, hoe vaak werk je aan je bunkerspel? Zelfvertrouwen uit het zand is een groot goed. En het is sowieso handig om voor je ronde te weten hoe het zand die dag 'speelt'. Stap dus wat vaker die oefenbunker in.
- RONALD SPEIJER