Diep gaan voor majortitel

Waar veel toernooien gewonnen worden met scores die ruim onder par liggen, is dat bij het U.S. Open zelden het geval. Hoe hoger de winnende score, hoe liever de organisatie het ziet.

u.s. open

Twaalf man. Naast winnaar Jon Rahm (-6) wisten elf spelers het afgelopen jaar het U.S. Open te besluiten met een score onder par ‒ niet heel ruim, maar toch. Het was ongetwijfeld tot teleurstelling van het organiserende USGA dat twaalf spelers in het rood eindigden. Nee, dan liever een uitslag als in 2020, toen alleen Bryson DeChambeau onder par speelde (-6) en op hem en Matthew Wolff (L) na iedereen een plusscore achter zijn naam kreeg. Nog mooier zijn natuurlijk de edities van 2018 (Brooks Koepka, +1), 2013 (Justin Rose, +1) en 2012 (Webb Simpson, +1), om nog maar te zwijgen over de droomedities van 2006 en 2007, gewonnen door respectievelijk Geoff Ogilvy en Ángel Cabrera, allebei met +5. Hoe hoger hoe beter lijkt het devies. Het is niet voor niets dat het uit 1885 stammende toernooi ook wel het moeilijkste Major wordt genoemd, een titel waar de organisatie ronduit trots op is en graag een handje bij helpt.

Elk jaar komt aan de vooravond van het toernooi echter ook de vraag op of de set-up van de baan niet te moeilijk is, of het nog wel leuk is om naar de beste spelers van de wereld te kijken als ze hopeloos kopje onder gaan. Want ja, dat gebeurt dus regelmatig, zo bewijzen ook de scores die nodig waren om de cut te halen gedurende de afgelopen jaren: +4 in 2021 en +6 in 2020. En dat waren dan nog jaren met een winnende score ruim onder par. Toen Koepka in 2018 won met +1 viel de cut op +8; in de jaren dat de winnende score +5 was zelfs nog hoger: +9 en +10.

Voorstanders van de hoge scores en soms onmogelijke set-ups menen dat het goed is dat de spelers een paar keer per jaar – in elk geval één keer – tot het uiterste getest worden. Tegenstanders vinden de manier waarop de banen geprepareerd worden oneerlijk en stellen dat als ze hakkers willen zien, ze wel op hun homecourse naar golf gaan kijken.

Voor beide valt wat te zeggen. Elke week winnende scores van twintig of meer onder par gaat op den duur vervelen. Bovendien: als je echt zo goed bent, moet je ook met de moeilijkste omstandigheden kunnen omgaan. En moeilijk zijn de banen waar het U.S. Open wordt gespeeld vrijwel zonder uitzondering, net als ongetwijfeld dit jaar The Country Club in Brookline, met diepe en dikke rough en vaak spijkerharde greens als ultieme scherprechters. Wat de winnende score wordt, en wie de opvolger van Jon Rahm, dat zal nog moeten blijken. Maar de kans dat de spelers laag moeten gaan voor de titel is niet groot, wel dat ze er diep voor moeten gaan.

Nergens moet je zo hard werken voor een kans op de titel als in het U.S. Open.

De allerhoogste winnende score ooit werd overigens in 1934 gemaakt door Olin Dutra: +13. Een score die een jaar later overigens bijna 'verbeterd' werd door Sam Parks Jr., die met +11 de een na hoogste score uit de geschiedenis op zijn naam zette. De laagste winnende score wordt gedeeld door Brooks Koepka en Rory McIlroy, met een totaal van -16. De Noord-Ier deed dat met een verschil van maar liefst acht slagen ten opzichte van de rest van het veld. Indrukwekkend, maar nog altijd veel bescheidener dan de grootste winnende marge ooit. Die staat op naam van Tiger Woods, die in 2000 won met -12 en daarmee maar liefst vijftien slagen minder nodig had dan runner-up Ernie Els en Miguel Ángel Jiménez.

(Dit artikel stond eerder in Golfers Magazine 4)

Tour
  • Golfsupport