Ik was clubprofessional voordat ik bij Accles & Pollock ging werken, de shaft-producent die ook de officiële starter voor The Open leverde. Ik begon in juli 1975 en mijn eerste klus was het aankondigen van spelers op de eerste tee van Carnoustie. Met sommige had ik een aantal maanden ervoor nog gespeeld. Keith Mackenzie, de toenmalige secretaris van de R&A, stuurde mijn baas een brief en vroeg of hij voor de 'nabije toekomst' van mijn diensten gebruik mocht maken. Zo begon het.
Er werd altijd op één tee gestart, dus moest ik mezelf aanleren om de hele dag niet naar het toilet te gaan. Ik at en dronk niets. Mijn idee was: als je er niets in stopt, hoeft er ook niet uit.
Mij was verteld dat je de moeilijke namen er in één keer uit moest gooien en ze overtuigend moest laten klinken. Dat deed ik fonetisch. Ik streepte de namen door en schreef daar de klanken boven. Tijdens de Dunhill Cup waren er journalisten in de perstent die weddenschappen afsloten dat ik zou struikelen over Peter Akakasiaka. Dus ik vroeg hoe je zijn naam moest uitspreken en hij zei: 'Het is heel makkelijk, Ak-Aker-see-aker'. Hij zei dat hij de week ervoor in Ierland werd aangekondigd met: 'Op de tee, Peter Ak...'. Hij sloeg zijn bal, keek bij het weglopen naar de starter en zei: 'Aker'.
De Ryder Cups waren totaal anders. Bij The Open begon de dag met een paar fans op de tee en dat werden er meer naarmate de dag vorderde. Bij de Ryder Cup stonden er vanaf de eerste drive duizenden mensen. Je loopt een arena binnen, waar van alles wordt geroepen. Best angstaanjagend. Het was niet mijn favoriete evenement.
Ik heb allerlei missers van de eerste tee gezien. Op Royal St. George’s sloeg Tom Lehman een topper, maar hij maakte de putt voor een par. En toen The Open hier later weer werd gespeeld, zei hij: 'Ik weet nog wat ik hier de vorige keer deed.' Op Fulford was er eens een speler die zó zenuwachtig was dat hij met zijn oefenswing de bal raakte, die 135 meter verderop midden op de fairway eindigde. Hij keek me wat schaapachtig aan en zei: 'Ik doe het ervoor'.
Ik heb in totaal 41 Opens gedaan. Vooral die op St Andrews waren zwaar. Het ging prima, tot de spelers die bijna klaar waren met hun ronde op hole achttien aankwamen. Je moest het heel precies plannen. Zodra de spelers op achttien hun tweede bal hadden geslagen, stuurde ik de groep op één weg. Je had maar kort de tijd voordat ze gingen putten, want dan kwamen de volgende groepen op beide holes er al weer aan.
Bij een van mijn laatste toernooien kreeg ik het erelidmaatschap van de Lake Malaren Golf Club. Hilarisch, want op maandagmorgen stond er een bulldozer klaar om de baan om te ploegen, omdat hij zonder toestemming was aangelegd. De eigenaar zat in de gevangenis, die werd verdacht van drugshandel. Ik was dus lid van een golfclub die een paar dagen later niet meer zou bestaan.
Ik nam afscheid van The Open op dezelfde dag als Tom Watson, in 2015. Hij gaf me de vlag van de achttiende green en had erop geschreven: 'We hebben samen een lange weg afgelegd. Heel veel geluk met je pensionering. Tom Watson.' Dat was geweldig.
Van de R&A kreeg ik een Claret Jug, de enige in zijn soort. De winnaar krijgt een kopie die negentig procent van het formaat is, die van mij was vijftig procent en droeg de namen van alle winnaars. Ik kreeg 'm tijdens het Champions Diner op donderdagavond. In de kist is gegraveerd: '1975 tot 2015, Ivor Robson. Als dank voor zijn bijzondere bijdrage aan The Open'. Op de trap kwam ik Darren Clarke tegen en ik zei: 'Nu heb ik ook een Claret Jug.'
Ik werd als enige niet-kampioen uitgenodigd voor het Champions Diner. Ik zat daar tussen Mark O'Meara, Tiger Woods, Arnold Palmer, Tom Watson en John Daly... dat was heel bijzonder.
- GolfFile