Masterclass putten (1): grip en set-up

Zo'n veertig procent van je slagen per ronde is een putt, dus om beter te scoren moet je meer tijd doorbrengen met je putter. Menno Pelk legt uit waar je op moet letten. In deel 1 de grip en de set-up.

Masterclass putten (1): grip en set-up

Bij een ijzer of wood heb je de grip in je vingers (foto onder), zodat je polsen kunnen knikken en je power kunt genereren. Een swing draait om mobiliteit.

Zo grip je een ijzer of houtje.

Bij de putter ligt de grip in je levenslijn (foto onder), zodat je polsen niet knikken en clubbladrotatie en snelheid consistent zijn. Putten draait om stabiliteit.

Zo grip je de putter.

Ontspannen set-up

Je bouwt je set-up op rond je putter. Hiermee bedoelen we dat je eerst je putter goed opgelijnd achter de bal zet, met het clubblad bij voorkeur loodrecht op de doellijn. Neem dan pas je adresseerpositie in en grip als laatste de putter. Dit doen tourspelers ook, om er zeker van te zijn dat ze goed staan opgelijnd. Zorg dat je ontspannen en in balans boven de bal staat.

Als de set-up stijf en onnatuurlijk is, verlies je het concept van gevoel en een vloeiende stroke – en die zijn nodig om consistent te putten. Voel je spanning in je lijf of stroke? Dat komt waarschijnlijk omdat je niet in balans staat en je spieren zich moeten aanspannen om de adresseerpositie vast te houden.

Probeer je balans te verbeteren. Maak je knieën wat 'zachter' en laat je armen natuurlijk naar beneden hangen. De putter vormt één lijn met je onderarmen en je ogen zitten boven de bal (foto linksonder). Je moet een set-up niet te ingewikkeld maken als je eenmaal boven de bal staat, dan wordt het te mechanisch.

Je hebt de putter en je lichaam goed opgelijnd, dus nu is het zaak om je gevoel te volgen en de bal richting de hole te rollen. Hersens uit, gevoel aan.

Balans is de sleutel

Om goed balcontact te maken, is een solide 'fundering' essentieel. Als je tijdens de stroke opzij beweegt, is het verschrikkelijk moeilijk om de bal op het midden van het clubblad te raken. Je onderlichaam moet tijdens de stroke dus zo stabiel mogelijk blijven, terwijl je bovenlichaam het werk doet.

Zet je voeten altijd op dezelfde (schouder)breedte en zorg dat je comfortabel staat met gestrekte benen. Duw je bekken naar achteren, maar hou je rug recht. Ofwel: steek je kont uit, maar trek je staart in. Je voelt dat de grote spieren in je dijen zich aanspannen. Zorg dat je gewicht ook netjes tussen je voorvoet en je hiel verdeeld is. Je staat nu in balans. Als iemand je een zetje zou geven, blijf je probleemloos staan.

Maak een aantal putts vanuit deze stevige fundering. Je houdt je onderlichaam stil en draait simpelweg je schouders. Let niet op het resultaat, maar focus op stabiliteit en geef bij elke putt een cijfer voor het balcontact dat je maakt. Is het contact consistent, put dan naar een doel.

Wil je het perfect doen? Koop voor een paar tientjes een laser bij de bouwmarkt om je set-up en balans tijdens de stroke te checken (foto rechtsboven). De lijn loopt van het clubblad door de grip, je riemgesp, borstbeen, kin en neus. Zo sta je symmetrisch klaar. Je gewicht is gelijkmatig verdeeld. Je kunt ook je puttmat tegenover een passpiegel leggen om dit te controleren.

Tips
  • Ronald Speijer