Masterclass putten (4): de kunst van het oplijnen

Zo'n veertig procent van je slagen per ronde is een putt, dus om beter te scoren moet je meer tijd doorbrengen met je putter. Menno Pelk laat je zien hoe je accurater oplijnt en de bal vervolgens ook op lijn laat vertrekken.

Masterclass putten (4): de kunst van het oplijnen

Accurater omlijnen

Hoe zie jij de lijn? Zie je de hele lijn naar de hole, focus je op het begin van de lijn of zie je juist waar de bal in de hole rolt? Rol je de bal over een bepaald punt? Dit zijn allemaal dingen die je kunt onderzoeken om te kijken wat voor jou het best werkt.

Om te checken of je de lijn correct ziet, leg je een tourstick van de bal richting het midden van de hole. Je kunt ook een reeks ballen gebruiken (foto linksonder). Ga hier op verschillende afstanden achter zitten en test wanneer de stick voor jou precies naar het midden van de hole wijst. Vanaf deze afstand achter de bal lees jij de lijn het makkelijkst en best.

Neem nu je adresseerpositie in. Zie je boven de bal een andere lijn, check dan je oogpositie ten opzichte van de bal. Zijn je ogen buiten de bal, dan zie je vaak een lijn links van de hole. Zijn je ogen binnen de bal, dan zie je wellicht de lijn naar rechts gaan.

Ook je dominante oog kan invloed hebben op hoe je de lijn naar de hole ziet. Rechtshandige spelers met een dominant rechteroog leggen de bal daarom soms iets terug in hun stand om hiervoor te compenseren.

Wat is jouw dominante oog? Hou je handen voor je ogen en maak met je vingers een driehoek waardoor je een object ziet – bijvoorbeeld een bal op de grond. Knijp nu om de beurt beide ogen dicht. Het oog waarbij je de bal in de driehoek blijft zien, is dominant. Zoek uit met welke positie van de bal en je ogen je de lijn correct ziet.

Maak het doel kleiner

Je kunt elke putt maken, want de bal past altijd in de hole. Maar logischerwijs wordt de kans dat een putt valt kleiner naarmate de afstand groter is. Verwacht niet het onmogelijke, maar putt wel altijd met de intentie om uit te holen. Dat zorgt voor meer focus en een beter resultaat.

Bepaal per putt een strategie. Kies bij langere putts voor een snelheid en lijn die ervoor zorgen dat de bal binnen een meter van de hole eindigt als hij niet valt. Bepaal naar aanleiding van de break de plek waar de bal in de hole gaat vallen, en kies vervolgens het richtpunt en de startlijn.

Door het doel klein te maken, wordt je focus beter. Dat kun je trainen met een doel dat kleiner is dan de hole met zijn doorsnede van 10,8 centimeter. Put bijvoorbeeld naar een bal of een tee (foto rechtsboven).

Put door de poort

Als je een korte putt mist, is het makkelijk om te denken dat je de verkeerde lijn hebt gekozen. Maar het kan ook zijn dat de lijn prima is en dat het probleem de vertrekrichting van de bal betreft. Die wordt bij putten voor 95 procent bepaalt door de hoek van het clubblad bij impact. De stroke die hieraan voorafging, heeft veel minder invloed.

Als jij het clubblad consistent op het gekozen doel aflevert, vertrekt je bal op lijn. Afwijkingen kunnen het gevolg zijn van bijvoorbeeld het tempo van de stroke, extra versnellen of vertragen en een te lange of korte swing.

Om het clubhoofd van de putter correct en consistent bij de bal te brengen, kun je oefenen met putten door een 'poort'. Zoek een niet te lange, rechte putt en plaats een poortje vijftig centimeter voor je bal (foto boven) – je kunt ook twee sleeves ballen gebruiken die je zes centimeter uit elkaar legt. Je hebt nu één graad foutmarge, waarmee putts tot anderhalve meter met de optimale snelheid en de juiste startlijn nog steeds in de hole vallen.

Tips
  • Ronald Speijer