Masterclass putten (3): de rol van de bal

Zo'n veertig procent van je slagen per ronde is een putt, dus om beter te scoren moet je meer tijd doorbrengen met je putter. In deel 3 laat Menno Pelk zien hoe je de bal consistenter laat rollen.

Masterclass putten (3): de rol van de bal

Een putter heeft drie of vier graden loft. Dit is nodig om de bal uit het kuiltje in het gras te 'tillen' waar hij door zijn gewicht in zakt, maar het betekent ook dat zelfs een geweldig geraakte putt een kort moment heeft waarop hij in de lucht is.

Dit 'vluchtmoment' gaat ten koste van de controle over lijn en snelheid, dus wil je het zo kort mogelijk houden en de bal snel aan het rollen krijgen. Hiervoor heb je een vlakke stroke nodig die tijdens impact iets omhooggaat.

Dat regel je in de set-up. Zet de putter voor je borstbeen op de grond, zodat de bal automatisch net iets links voor het midden van je stand komt te liggen. Dit stimuleert de noodzakelijke vlakke invalshoek (foto boven), waarmee de bal gaat glijden en rollen. Kom je van boven op de bal in (foto linksonder) of juist van onder (foto linksboven), dan begint de bal te stuiteren en verlies je controle over de snelheid.

Je kunt zelfs horen of je balcontact goed is en of de bal stuitert of aan de green plakt (schuift) voordat hij gaat rollen – echt een leuke oefening. Maak je stroke en focus op het geluid van de bal die het clubblad raakt. Goed balcontact klinkt voller, meer solide. Natuurlijk moet je wel hetzelfde type bal gebruiken.

Het is de bedoeling dat de bal na impact eerst een stukje glijdt en daarna begint te rollen. Bij langere putts kan dit glij-moment door de snelheid van de putter wat langer zijn, maar de bal mag niet gaan vliegen en stuiteren.

Tips
  • Ronald Speijer