Masterclass putten (2): snelheid en afstandscontrole

Zo'n veertig procent van je slagen per ronde is een putt, dus om beter te scoren moet je meer tijd doorbrengen met je putter. In deel 2 heeft Menno Pelk het over snelheid en afstandscontrole.

Masterclass putten (2): snelheid en afstandscontrole

Vind je snelheid

Vaak willen we meer controle hebben bij minder snelheid, maar bij fysieke bewegingen – en dus ook bij golf – gaat dat lang niet altijd op. Als je de putter te langzaam beweegt, bouw je spanning op en verlies je energie in de putter. Dit gaat ten koste van de consistentie van je stroke, waardoor het onmogelijk wordt de snelheid van de bal te controleren.

Ga dus op zoek naar een vloeiend maar vlot tempo. We zeggen bewust 'vlot' en niet 'snel', want bij te veel snelheid wordt de beweging gehaast en schokkerig, wat natuurlijk niet werkt. Je bent op zoek naar een gelijkmatig tempo dat je in staat stelt het clubhoofd keer op keer in een vloeiende, overtuigende beweging bij de bal te brengen.

De snelheid van je stroke werkt voor elke afstand; bij langere putts maak je simpelweg de backswing wat langer. Hou je tempo gelijkmatig, in het bijzonder bij de overgang van backswing naar downswing (transitie). Het clubhoofd blijft in beweging tot aan de eindstand, de bal ligt simpelweg in de weg.

Wist je dat elke putting stroke, ongeacht de afstand tot de hole, ongeveer één seconde duurt. En dat het ritme van de backswing en de downswing (tot impact) een verhouding van 2:1 heeft?

Streef naar symmetrie in je putting stroke.

Betere afstandscontrole

De snelste manier om minder drieputts te noteren, is verbetering van je afstandscontrole. Als je lange putts binnen een kleine meter van de hole weet te krijgen, maak je veel vaker die tweede putt. Lange putts de juiste snelheid geven is niet alleen een kwestie van gevoel, maar ook van goed balcontact. Als je de bal naast de sweetspot raakt, of als hij stuitert voor hij begint te rollen, dan verliest hij snelheid en haalt hij de hole niet.

Hou dus ook bij lange putts controle over je tempo. Hoe lang de putt ook is, je stroke duurt maar ongeveer een seconde. Symmetrie in je stroke helpt bij afstandscontrole, dus hou je backswing en follow-through bij voorkeur ongeveer even lang (foto boven).

Denk niet te veel na, dat doe je ook niet als je een bal naar iemand werpt of een propje richting de prullenmand gooit. Laat je ogen en gevoel beslissen over de snelheid die je nodig hebt.

Zet je putter achter de bal, neem ontspannen je set-up in, kijk nog een keer naar de hole en focus daarna alleen nog op het maken van een vloeiende stroke en goed balcontact. Maak als je eenmaal boven de bal staat geen oefenstrokes meer, deze leiden alleen maar af van je taak en doel.

Tips
  • Ronald Speijer