Het begon allemaal met een bericht van de oudere broer van Guido van der Valk (32) op het microblog Twitter. Een kleine week voor het honderdjarige KLM Open van start ging schreef hij dat zijn broertje niemand had om zijn tas te dragen. ‘Dat wordt zelf sjouwen’, schreef hij er half grappend en uitdagend achteraan, achterwege latend dat hij de afgelopen jaren zelf optrad als caddie van zijn sinds 2005 op de Aziatische Tour spelende broer.
Hoewel het na het lezen van het bericht even door me heen schoot mezelf aan te bieden, verwierp ik die gedachte direct weer. We mogen elkaar dan inmiddels een klein decennium kennen en een prima contact hebben, onder de streep blijf ik natuurlijk wel golfredacteur en hij een speler waar ik regelmatig over schrijf. Moet je dan wel samen een wedstrijd in willen gaan? Preciezer, moest hij het wel willen? Met een journalist de baan in tijdens zo’n groot toernooi? Collega’s ontfermden zich wel eens eerder over tassen, daar niet van, maar nooit op een KLM Open.
Oud-collega Laurien Vest schreef ooit een verhaal over een rondje met Robert-Jan Derksen, maar dat was tijdens een sponsordag. En Jan Kees van der Velden droeg wel eens de tas van Golfers Magazines teaching-editor John Woof, maar ook dat was niet op het podium van de Europese Tour. En zelfs als we dat allemaal opzij zouden zetten; was het KLM Open voor mij niet een veel te drukke week om deze geheel in het teken te stellen van één speler? Hoe graag ik het ook zou willen doen, het leek me niet praktisch.
Ondanks alle overwegingen en mogelijke bezwaren was ik twee dagen later toch ineens de tijdelijke caddie van de speler van de Aziatische Tour. Intern besloten we dat je voor sommige zaken gewoon tijd vrij moet maken, en de door Van der Valk gemaakte opmerking ‘dat Martijn het eigenlijk moest doen’ deed de rest. Het klonk als een uitdaging en die pakte ik maar wat graag op. Van toetsenbord naar tee. Van een kladblok van enkele grammen naar een loodzware tourbag.
Ondanks dat ik tal van toernooien van nabij meemaakte, en ik met mijn persband soms tot heel dicht bij de spelers kom, wist ik dat dit in niets te vergelijken zou zijn met de rol die me nu wachtte. Meer nog dan in andere jaren ging ik deel uitmaken van het circus. Echt meedoen met een wedstrijd van de Europese Tour, al realiseerde ik me bij voorbaat dat mijn rol bescheiden zou zijn.
Caddie zijn is een vak. Je kunt best een keer die tas op je schouders nemen, voor je van écht toegevoegde waarde bent voor je speler moet je zijn spel en het vak van haver tot gort kennen. En hoewel ik mijn tijdelijke werkgever dus al even ken, zie ik hem te weinig spelen om me ook maar enig oordeel over zijn spel aan te kunnen meten. Zijn favoriete balvlucht? Welke afstanden hij slaat met welke club? Ik zou het niet durven zeggen.
Wat ik een dag voor het KLM Open wel durfde te zeggen in ons laatste telefoongesprek voor we aan de toernooiweek zouden beginnen, was dat ik mijn stinkende best zou doen om hem zo goed mogelijk te ondersteunen. Dat ik alles in het werk zou stellen hem geen strafslagen of boetes te bezorgen. Dat we er hoe dan ook een mooie week van gingen maken en dat het ook met de geldelijke beloning wel goed ging komen, verzekerde ik Van der Valk. Bij een zege zou ik niet, als te doen gebruikelijk in de caddiewereld, tien procent van het prijzengeld willen hebben, maar nam ik al genoegen met vijf procent. Had hij er ook nog wat aan, dacht ik bij mezelf terwijl ik in gedachte al de vlag van de 72ste van de vlaggenstok stond te peuteren.
Maandag 3 september – Eerste oefendag
Show up, shut up, keep up. David Musgrove, oud-caddie van onder andere Seve Ballesteros, vatte het werk van een caddie ooit zo samen. Althans, de woorden worden aan hem toegeschreven maar zijn nadien zo vaak herhaald dat het bijna een caddiewet is geworden. Terecht, want het is in essentie wel waar het op neerkomt. Zorg dat je je speler – ondanks je zware last – bijhoudt, klets hem niet de oren van de kop, en kom op tijd, misschien wel de belangrijkste van de drie.
Gelukkig betreft het vandaag pas een eerste oefenronde, maar een ideaal begin is het zeker niet, als ik na aankomst op de Hilversumsche – show up – gehaast op zoek ga naar mijn speler. Nooit kom ik ergens te laat, altijd houd ik rekening met een vertragingsmarge, maar uitgerekend vandaag kom ik vast te zitten in het verkeer waardoor ik maar net voor het afgesproken tijdstip bij het clubhuis arriveer. ‘Neem nog wat meer marge en zet voor de zekerheid een tweede wekker’, prent ik mezelf de eerste caddiewet nog eens in.
Dan het shut up deel van de caddiewet. In hoeverre moet ik dat nu serieus nemen? Goed, ik moet me realiseren dat ik niet elk onderwerp op elk moment aan moet snijden (‘Zeg Guido, hoe staat het nu met die rechtszaak tegen de Aziatische Tour?’ is géén goede vraag vlak voor een birdieputt) maar volgens mij is het voor het overige nu juist de bedoeling dat ik wel mijn mond opendoe. Niet heel hard ‘in the hole’ roepen bij de afslag – dat zou niemand ooit nog moeten doen, maar dat terzijde – of zeggen ‘goede bal’ als een wedge van honderd meter toch net van de green rolt. Dat zijn dingen die je beter voor je kunt houden, maar voor de rest moet je toch juist wél een boom kunnen opzetten? Al is het maar omdat de dagen anders wel heel lang duren.
Tot slot keep up. Komt het door de beelden van de voorovergebogen lopende caddies, half bezwijkend onder het gewicht van die stevige tas, of door de opmerking van Van der Valk dat hij wel wat bakstenen in de tas zal verstoppen dat ik me toch wat zorgen maak over dit zo essentiële onderdeel? Bij de eerste kennismaking met de tas denk ik nog ‘ach, dat valt wel mee’, maar hoe langer de oefenronde duurt, hoe zwaarder die lijkt te worden en hoe hoger het tempo van mijn baas lijkt te liggen. Lopend op gympen – caddies dragen om de greens te ontzien geen golfschoenen – kost het me meer moeite dan gedacht. Het is zoeken naar balans voor de tas die aan maar één band op mijn schouder rust, een beetje de angst om uit te glijden ook. En pfoe, is die uitrusting van vijftien kilo werkelijk zo zwaar of zit er toch stiekem ergens een steen verstopt?
Dinsdag 4 september – Tweede oefendag
Met lichte vrees open ik mijn ogen en loop ik de verschillende ledematen en spieren langs. Linkerarm bewegen… niets. Rechterarm bewegen… niets. Rug? Schouders? Niets. Mooi. De toch wel gevreesde spierpijn is in geen velden of wegen te bekennen en zelfs de slechte knie heeft zich de eerste dag prima staande gehouden. Wat lachten al die Nederlandse spelers, collega’s en kennissen nou dat ik al halverwege de eerste ronde om zou vallen? Die vijf kilo die ik volgens Joost Luiten al op de eerste dag ben afgevallen is nog maar het begin… Kom maar op met de volgende vijf rondes! Te beginnen met de tweede oefendag.
Een stralend mooie oefendag is het. Een zonovergoten opmaat voor een KLM Open dat nu eens wél een week met mooi weer lijkt te krijgen, na de afgelopen regenachtige edities. Even overweeg ik zelfs om mijn nu al in origineel caddietenue te steken. De hemel is strakblauw en de verwachtingen zijn geweldig. Zal ik een short aandoen? Want nog meer dan de witte overall is een korte broek hét kledingstuk bij uitstek voor de caddie. Al vallen de mussen dood van het dak, de spelers moeten een lange broek aan. Maar de caddies? Die lopen nog met blote benen als het kwik niet eens de tien graden aantikt, maar als ik ’s ochtends vroeg op de baan kom, ben ik maar wat blij dat ik het niet gedaan heb, want het is ronduit koud op deze septemberochtend.
Dat vindt mijn speler ook. Bijna klappertandend komt de Nederlandse Aziaat het terrein van de Hilversumsche golfclub oplopen. ‘Mijn hemel wat is het koud’, laat hij duidelijk horen na ruim zes jaar in de Filippijnen niet meer gewend te zijn aan Nederlandse zomers. ‘Wat wil je ook joh?’, excuseert hij zichzelf terwijl hij in de tas op zoek gaat naar een jasje, ‘Bij mij is het het hele jaar tussen de 25 en 35 graden. Dit is gewoon steenkoud’, zegt hij terwijl hij de jas tot net onder de kin dichtritst. Ik zeg niets, lach alleen maar, terwijl ik ondertussen denk: ‘Mooi, dat is weer een kilo minder in de tas’.
Schoven we de eerste oefendag in razend tempo door de baan, nu gaat het aanzienlijk minder snel. Hoewel op straffe van stevige boetes precies is vastgelegd hoeveel ballen je waarvandaan mag slaan, neemt niet iedereen het even nauw met die regels. Maximaal één bal van de tee, tenzij je de green mist op een par-3. Meer dan één bal naar de green slaan mag onder geen beding. Per hole is slechts één bunkerslag toegestaan. Op de greens mag je hooguit drie keer putten. Allemaal op straffe van een boete van € 285,-. Een stevig bedrag, maar duidelijk niet hoog genoeg om de spelers ervan te weerhouden wat uitgebreider te oefenen. Nou kan het schelen dat we ook nergens iemand zien die het een beetje in de gaten houdt. Dan wordt het wel heel verleidelijk om even een slagje extra te doen.
Geloof het of niet, maar wij houden ons keurig aan de regels. De slechts drie ballen in de tas moeten ook zuinig worden ingezet. Niet vergeten dat morgen extra ballen in de tas moeten. Net als dat ik de clubs nog even natel. Er zit nu één stok te veel in de tas. In de oefenronde geen probleem, maar om nu al meteen op de eerste hole strafslagen op te lopen omdat ik de set niet even heb nagelopen… Ik moet er niet aan denken.
Woensdag 5 september – Derde oefendag
Als Van der Valk zijn tas op de drivingrange neerzet, ben ik elders in het land. Vandaag geen oefenronde voor de Nederlander, en omdat hij ook niet mee hoeft te doen in de Pro-Am, heeft de caddie een vrije dag. Want om nou de hele dag achter hem op de drivingrange en puttinggreen te staan om alleen de clubs schoon te maken, nee, daarvoor ontbreekt de tijd. ‘Of betaalt hij je niet genoeg om ook op de laatste oefendag aanwezig te zijn?’, lacht Robert-Jan Derksen als ik hem ’s avonds toevallig spreek. ‘Hij mopperde wel hoor, dat hij nu de ballen steeds zelf moest halen. Maar ja, had hij je maar beter moeten betalen ook. Als je het op een koopje wil doen, dan krijg je dit’, grapt de Nederlandse routinier nog even door. Ik weet wel beter. Voor de 32-jarige speler van de Aziatische Tour is een dagje hard werken precies waar hij aan toe was. Hij wilde wat scherpte krijgen met zijn ijzers, maar bovenal flink wat tijd doorbrengen op de oefengreen. Putten in Azië of putten in Nederland is een wereld van verschil, zei hij me de afgelopen jaren regelmatig. Wat extra uren komen dan prima van pas. Daarbij, wat kan ik verder doen? De eerste twee oefendagen hing er geen handdoek aan de tas dus ik zou zelfs geen clubs kunnen poetsen als ik het zou willen.
Donderdag 6 september – Eerste ronde
Oké, ik geef toe dat ik me de entree op de achttiende hole toch iets anders had voorgesteld. In plaats van de volle tribunes eens vanaf de green te kunnen bekijken, zag ik in de langzaam ondergaande zon voornamelijk lege blauwe stoeltjes op het moment dat Van der Valk zijn laatste putt holede. Een veld met honderdvijftig spelers, achttien Nederlanders en wij beginnen het toernooi in de allerlaatste flight. De gedroomde volle tribunes moeten dan maar tot zondag wachten.
Is het anders vandaag? Jazeke is het dat. Een tas dragen op de oefendagen is één ding, als het om het ‘echie’ gaat komt er toch wat meer bij kijken. Alle grappen en grollen ten spijt: vandaag moet het gebeuren. Niet dat mijn baankennis, leesvaardigheden op de greens of inschatting van de windrichting de doorslag gaan geven, je kan als caddie wel degelijk het een en ander fout doen. Tassen op verkeerde plekken zijn vervelend, het niet snel genoeg schoon hebben van een club of bal ronduit onhandig, maar tricky wordt het als je je speler slagen of boetes gaat kosten. Tijdens de oefendagen heb ik Van der Valk al met een schuin oog zien kijken of ik de bunker wel goed aanharkte. ‘Dat kan me heel veel geld kosten als je dat niet of niet goed doet’, waarschuwde hij me eerder in de week.
Het is dan ook niet voor niets dat ik in de ochtenduren – wanneer ik mijn andere beroep uitoefen – bijna meer oog heb voor de werkzaamheden van de caddies dan die van de spelers. Maar net als het dragen van de tas op oefendagen is kijken naar anderen niet te vergelijken met zelf in actie komen. Het aantrekken van het hesje, de overhandiging van de local rules, het handen schudden op hole 1. Ik kan niet ontkennen dat al die nieuwe ervaringen voor een lichte nervositeit zorgen. En hoewel de starter van dienst om even na tien over half drie de naam van Guido van der Valk omroept, klinkt het toch echt even of hij zegt: ‘On the tee, from the Netherlands… Martijn Paehlig’, waarna Van der Valk met een droge klap naar de linkerkant van de fairway onze groep in beweging zet.
Zoals dat gaat met alle nieuws: het went snel. Goed kijken wat de anderen doen. Niet een beetje in je eentje vooruit gaan lopen. Opletten en geen gekke dingen doen. De eerste geharkte bunker (geslaagd!), de eerste vangbal op de green (maar net…), de eerste gepoetste bal (als een spiegel) en ga zo maar door.
Ik had graag nog wat tips gehad van de ervaren caddies van flightgenoten Gary Orr en Matthew Zions, maar noch met met mij, noch met elkaar wisselden de twee meer dan enkele zinnen tijdens de hele ronde. Maar als ik eerlijk ben kan je, als je het bij je eerste schreden op het caddiepad simpel houdt, zonder schade door de baan gaan.
Geldt dat ook voor mijn speler? Ik zou graag zeggen van wel, maar helaas loopt het anders. Na twee maanden geen toernooi gespeeld te hebben, en met een opkomende verkoudheid en kleine waterige ogen, moet hij duidelijk nog even op stoom komen, want na elf holes staat hij al vier boven par en in de staart van het klassement. Veel gemiste fairways, net niet scherpe ijzers en putts die maar niet willen vallen. Ik sta erbij, kijk ernaar, en kan niet meer doen dan proberen de stemming er een beetje in te houden.
In de tweede helft van de ronde gaat het ineens toch nog lopen. Met drie holes te spelen is de score nog maar twee boven par en lijkt level par een reële score. Dat zestien en zeventien slechts parren worden is tot daar aan toe, maar de dubbele bogey op achttien na een slecht rescuewood en een niet gegeven relief is zuur en zorgt voor een pijnlijk einde van de ronde.
Vrijdag 7 september – Tweede ronde
En ineens is het voorbij. Het caddieavontuur eindigt al op vrijdag als Van der Valk de opgelopen schade niet meer kan herstellen. Vier boven par goedmaken is een flinke uitdaging, maar met een heel goede ronde had het gekund. De start met drie opeenvolgende bogeys blijkt echter desastreus. Hoewel hij in de loop van de ronde goed terugknokt en met nog zes holes te spelen maar drie slagen goed hoeft te maken, blijft de cut met een score van vijf boven par ruim buiten bereik.
Ligt dat aan zijn tijdelijke caddie? Nee. Dat durf ik wel te zeggen. Niet omdat mijn caddiekwaliteiten zo goed zijn, maar simpelweg omdat de invloed van de man op de tas nu eenmaal beperkt is. Zoals Joost Luiten na afloop op het terras aan Van der Valk vraagt: ‘Zou je beter gescoord hebben als je een ervaren tourcaddie op je tas had gehad?’ Nee, dat had niet zoveel slagen gescheeld: je moet de bal nog altijd zelf slaan, concluderen de twee pro’s direct volmondig.
Als je al lang samenwerkt, of als je al jaren op de Tour loopt, dan bestaat de mogelijkheid dat je ook speltechnisch van invloed bent. Meelezen op de greens als je daar oog voor hebt en je speler daar prijs op stelt. Een club of balvlucht adviseren. Heel misschien zelfs een klein swingtechnisch dingetje. Maar uiteindelijk is het de speler zelf die de bal moet slaan, en niet de caddie.
Daarbij is er een caddiewet die nadrukkelijk stelt dat je je speler – als die overtuigd is van zijn keuze – niet zomaar op andere gedachten moet proberen te brengen. Als híj zeker is, ben jij dat ook. Punt. Donderdag, toen Van der Valk met dat rescuewood in zijn handen stond naast de fairway van achttien, twijfelde ik even. Hij had een swing en zag een schot, maar zou hij niet voor een eenvoudiger lay-up moeten kiezen? Dan had hij met een kort ijzer alle kans op een birdie. Zeker als eenmalige caddie paste het niet die gedachte ook uit te spreken. Hij was overtuigd, dus ik was het ook. Maar toen hij mede door die slag met een dubbele bogey van de green stapte, moest ik toch even slikken. Had ik niet toch…?
Nee. Dat had ik niet. Toen niet, en op een ander moment in de ronde evenmin. Als caddie, zeker als eenmalige caddie, moet je je beperken tot de basis. Gevraagde club aangeven. Club schoonmaken. Bal poetsen. Bunker harken. Zorgen dat het een beetje gezellig blijft tussen de slagen door. En als de cut uit zicht verdwijnt, is dat al moeilijk genoeg. ‘Ik ben er nu wel klaar mee’, mopperde Van der Valk vier holes voor het einde na een bogey die het laatste sprankje hoop de grond in boorde. Wat zeg je dan? Hoe sluit je dan het toernooi af waar je speler zo graag goed had gepresteerd, had willen laten zien wat een goede speler hij is. Eerst was het, ‘kom, laten we de dag onder par eindigen’ en het eindigde met ‘zullen we dan birdie maken op de laatste hole? Stap je toch met een goed gevoel het vliegtuig in naar je volgende toernooi aan de andere kant van de wereld’, maar het zat er niet meer in. Hij was er inderdaad klaar mee.
Vlak voor het oplopen van de laatste green hoor ik Van der Valk tegen niemand in het bijzonder zeggen dat hij met weinig plezier terugkijkt op deze week. Dat hele eind komen vliegen. Veel geld betaald. En dan op vrijdag alweer klaar zijn in die ene week in het jaar dat je je aan je thuispubliek kan presenteren. Daarom, en op basis van het spel, snap ik wat hij bedoelt, en dus hou ik ook nu wijselijk mijn mond. Maar eigenlijk wil ik het liefst hardop zeggen wat ik diep van binnen voel. Een week caddie zijn op de Europese Tour is een bijzondere ervaring. Een ervaring waar ik ondanks de vroege uitschakeling nog lang met bijzonder veel plezier – en ontzettend veel wijzer - op zal terugkijken.
- Ronald Speijer / Golfsupport