Het beste van 2017 - editie 5: de columns

Een goed blad kan niet zonder goede columnisten. Golfers Magazine heeft er zelfs drie!

columns

Elke editie van Golfers Magazine telt drie columns. Stafredacteuren Jan Kees van der Velden, Foeke Collet en Martijn Paehlig nemen er bij tourbeurt een voor hun rekening, terwijl Andy Houtkamp en Rob Hoogland elke editie van de partij zijn.

Rob Hoogland:

Doonbeg - De pub heet Trumps inmiddels. Niets blijft ons bespaard en zelfs dat niet.

Ik heb het over Doonbeg. Niet over dat sfeervolle dorpje aan de Atlantische kust van co. Clare in Ierland, maar over het gelijknamige golfresort, waar de pub deel van uitmaakt. Het resort werd in 2002 geopend en ik was erbij. Dat we daarbij zo’n lol hadden was voor een groot deel te danken aan de eigenaar, de Amerikaan Charles ‘Buddy’ Darby III, een op Paul Anka gelijkende miljonair die ook diverse golfcourses op Kiawah Island (South-Carolina) uitbaat.

Een feestnummer, die Buddy.

Hij huurde er zelfs Dromoland Castle voor af en vervoerde ons er per helikopter.

'Ze wilden in West-Ierland een golfbaan aanleggen en zochten een financier', vertelde Buddy daar. 'Ik dacht: ik vlieg er even heen. Ik doe het waarschijnlijk toch niet, maar dan heb ik er in elk geval een paar dagen plezier aan beleefd.'

Buddy deed het wel. Vrijwel onmiddellijk werd hij verliefd op de streek en de bewoners. Hij huurde Greg Norman in als architect en een paar jaar later lag er in het duingebied achter het strand van Doughmore een schitterende linkscourse, en weer een paar jaar later een al even mooi hotel en een kleine honderd lodges. De West-Ieren adoreerden Buddy, ten eerste omdat hij ruimhartig voor werkgelegenheid zorgde, ten tweede omdat hij de Ierse cultuur hartstochtelijk omhelsde.

De naam van de pub in dat hotel: Darby’s.

Ik hing er de afgelopen jaren vele malen aan de bar.

En nu heet-ie dus Trumps.

Het ging mis met Buddy Darby III. Iets met een familievete, plus het feit dat hij in Doonbeg, vooral dankzij de crisis, miljoenen verlies leed. Uiteindelijk werd het resort te koop gezet, waarna Donald J. Trump toesloeg: hij kocht het resort voor slechts vijftien miljoen euro op, doopte Darby’s om in Trumps, slaagde erin om het bedrijf winstgevend te maken, maar werd ook geconfronteerd met de krachten van Moeder Natuur: een orkaan stuwde de oceaan zo ver op, dat een deel van de baan werd verwoest.

'Dat nooit meer!', brieste The Donald.

En wat stelde hij voor?

Om op het strand van Doughmore een grote, dikke betonnen muur van 2,8 kilometer aan te leggen.

Kan het Trumpser?

Niet gelukt, natuurlijk, net als het alternatief dat niet eens zo onredelijk lijkt: een extra, kunstmatig aangelegde duinenrij. Sindsdien botert het niet meer zo tussen de Ieren en de Trumpjes (nu hij president is laat The Donald het managen van zijn golfbanen over aan zijn zoon Eric).

Misschien moeten ze Buddy Darby III voor de onderhandelingen inhuren.

Ik zou het graag met hem bespreken, als het moet zelfs bij Trumps.

Andy Houtkamp:

Asperges – In de maand mei heb ik een stevige poging gedaan om af te kicken van mijn golfverslaving. In vier dagen vier verschillende courses spelen was zelfs voor mijn maatje 44 wat te veel van het goede. Mijn voeten leken een eigen leven te leiden na 72 holes.

De banen waren heel afwisselend. De eerste was landgoed Bleijenbeek, tussen Nijmegen en Venlo. Wat een verrassend mooi parcours. Lang, prachtige natuur en onderweg nog een ruïne ook. En nee, ik heb het niet over mezelf. Het was pas de eerste dag. Maar na zo’n twaalf kilometer te hebben gelopen smaakte het aspergemenu met bijpassende Sloveense witte wijn uitstekend. Mag ook wel in de streek waar je onderweg ernaartoe voortdurend de talrijke velden ziet waar dit witte goud wordt gestoken. Maar evengoed: chapeau voor alles.

De tweede dag was op mijn eigen Haarlemmermeersche. Uiteraard een fijne baan als je daar zo vaak mag spelen als ik doe. En het blijft een verademing dat je er geen vliegtuig ziet of hoort, en dat onder de rook van Schiphol. Ook hier na afloop asperges, en ook weer perfect geprepareerd.

De derde dag speelde ik matchplay op de Wassenaarse baan Rozenstein, naast het oude vliegveld Valkenburg. Ondanks mijn verliespartij toch ook heel leuk. Geen starttijden maar gewoon je balletje in een rekje en als je aan de beurt bent gaan. We speelden vroeg, dus dit keer geen diner, maar er stonden vast asperges op het menu.

Tenslotte, om de vierdaagse goed af te sluiten naar Westwoud, zoals wel meer golfbanen een oude vuilnisbelt, maar daar is niets van te merken of te ruiken. Ondanks het platte West-Friesland is er regelmatig hoogteverschil en dat maakt het extra leuk. En, ja hoor, asperges.

Nadat ik mijn verschrompelde voeten thuis in een welverdiend bad onderdompelde, vroeg ik mij af of ik nu echt afgekickt was van mijn grootste hobby. Nee, ik keek alweer uit naar de week erop. Vakantie naar Slovenië en Kroatië, uiteraard met de golftassen in de auto. Heel benieuwd of de courses net zo mooi zijn als bij ons. Alleen zullen ze geen asperges hebben en dat is maar goed ook. Daar ben ik nu wel voor een jaartje van afgekickt.

Redactie:

Mooiste – 'Wat is de mooiste baan die je ooit hebt gespeeld?' Als ik een euro had gekregen voor elke keer dat die vraag me is gesteld had ik een leuk setje kunnen kopen, maar ik kan het niet. Een setje kopen, noch een antwoord geven. En geloof me, dat laatste heb ik vaak geprobeerd, want wat zou ik graag een pasklaar antwoord paraat hebben op deze vraag der vragen. Al was het maar omdat ik nu elke keer maar wat om de hete brij heen sta te draaien. 'Bedenk anders wat je twintig favoriete banen zijn', zei een vriend onlangs, maar ook dat lukt niet. Als ik er twintig noem, wat doe ik dan met nummer 21? Stel dat ik het wel zou doen, stel, op basis waarvan bepaal ik de top dan? Mooi? Leuk? Gezellig? Score?

Ik heb behoorlijk wat banen mogen spelen sinds ik met deze sport begon en het overgrote deel daarvan wist me op een of andere manier te raken. Neem alleen al mijn allereerste, Waterland, in Amsterdam Noord. Is dat een van de mooiste? Nee, maar ik heb er nog steeds zulke mooie herinneringen aan dat ik er nog altijd graag kom en de par-71 een meer dan warm hart toedraag. Mijn eerste binnenlandse topper was de Hilversumsche. Het Dutch Open stond op het punt van beginnen en in dat decor mocht ik een rondje spelen. Ik scoorde als een dolle en sloot de baan voorgoed in mijn hart. Net zoals ik later deed met welluidende namen als De Lage Vuursche, UGC de Pan, de Eindhovensche, Domburg, The International, de Koninklijke Haagsche, de Noordwijkse, de Hoge Kleij en de Kennemer, om er maar een paar te noemen. Maar ook op banen met (iets) minder naam en faam zat ik opgetogen op het terras na afloop van mijn rondje. De oude schoonheid van de Rosendaelsche. De op de dijk gelegen tees van de Zaanse. Het uitzicht op de Amsterdam Arena vanaf de Amsterdam Old Course. Het hert dat uit de ochtendnevel naar me toe kwam lopen op Prise d'Eau. Het wuivende helmgras op de polderinlandlinks van Dirkshorn. De uitstekende greens van De Houtrak. De heidebaan van Ullerberg. Het zijn stuk voor stuk herinneringen die een baan hoog op mijn ranglijst kunnen krijgen. Of er in elk geval een plekje rechtvaardigen.

Dat geldt echter net zo goed voor de kleinere ontwerpen. De heerlijke mini-links van The Dunes in Zandvoort. De par-3 holes voor het clubhuis van De Gelpenberg. De drivingrange van de over voetbalvelden uitgezette baan van Ookmeer waar je zo lekker op de dug-out kan mikken. Of neem...

Ach, misschien moet ik ook maar stoppen met proberen een goed antwoord te formuleren. Misschien ís het wel een onmogelijke vraag.

Mijn eerste uitgever in de golfwereld zei ooit toen we uitkeken over een prachtige Portugese fairway, dat die baan mooi was, maar een course aangelegd over voetbalvelden ook. 'Iemand heeft heel erg zijn best gedaan ervoor te zorgen dat wij – waar ter wereld we ook zijn – onze sport uit te kunnen oefenen. Met een overdaad aan middelen, met een minimum aan middelen, maar dankzij hen kunnen wij golfen.'

Misschien moet ik daar maar mijn antwoord van maken.  

World
  • istock