Bob Byman behaalde in 1977 en 1978 de zege in het Dutch Open. Twee keer op rij winnen, dat heeft daarna niemand hem nagedaan. Hoe is het nu met de Amerikaan? Jan Kees van der Velden spoorde hem op en vroeg het hem.
In 97 Internationale Open Golfkampioenschappen van Nederland hebben niet meer dan zes spelers hun titel met succes verdedigd. Joost Luiten gaat volgende week proberen om nummer zeven te worden. Als je de statistieken bekijkt, lijken zijn kansen klein.
De eerste was Henry Burrows, de in Berkshire geboren Engelsman en pro op de Doornsche – de voorloper van UGC ‘de Pan’ – die in 1920 op de Kennemer won en een jaar later op Domburg.
Aubrey Boomer is de enige speler die ons Open zelfs drie keer op rij won: in 1924, 1925 en 1926, steeds op de Haagsche. De op Jersey geboren Engelsman was een uitstekende speler die ook de Opens van Frankrijk, België en Italië op zijn naam schreef. Het Open de France won Boomer zelfs vijf keer en hij is daarmee recordhouder.
De Zuid-Afrikaanse topspeler Sid Brews was in 1934 (de Pan) en 1935 (Kennemer) de beste. Hij kreeg prompt een waardige opvolger in de Belg Flory van Donck, die uiteindelijk vijf Nederlandse titels in drie verschillende decennia behaalde. De eerste twee zeges waren in opeenvolgende jaren: in 1936 (Hilversum) en 1937 (de Pan).
De naam Papwa Sewgolum zal bij de wat oudere golfers nog wel een belletje doen rinkelen. De Zuid-Afrikaan had een ‘reversed grip’, maar speelde goed genoeg om in 1959 op de Haagsche en 1960 op Eindhoven te winnen.
En de zesde?
Dat was de Amerikaan Bob Byman. In 1977 was hij de beste op de Kennemer en een jaar later in het allereerste Open op de nieuwe Noordwijkse. Daarna is geen enkele speler er meer in geslaagd om zijn naam twee jaar achtereen op de trofee te krijgen.
Byman heeft al jaren zijn eigen golfacademy, die onder andere is verbonden aan de TPC Las Vegas. Hij woont ook in deze stad.
De in 1955 geboren Byman combineerde na de in 1972 behaalde winst in het U.S. Junior Amateur studie en golf aan Wake Forest, ook het alma mater van Arnold Palmer en Muhammad Ali. De universiteit in North Carolina had in het begin van de jaren zeventig een sterk golfteam: Byman speelde samen met mannen als Curtis Strange en Jay Haas. Strange is de laatste die het U.S. Open twee jaar achtereen won, in 1988 en 1989, en hij leidde in 2002 het Amerikaanse Ryder Cup-team. Jay Haas is een voormalige Ryder Cup-speler die vorig seizoen in de Presidents Cup captain was van Team USA.
‘We hadden meer dan een sterk team’, zegt Byman. ‘We wonnen de universiteitstitel in 1974 en 1975. De laatste keer met meer dan dertig slagen verschil met de runner-up. In de golfmedia werden we als het beste collegeteam ooit omschreven.’
Byman verliet Wake Forest in de herfst van 1976, maar plaatste zich niet voor de PGA Tour. Tijdens het kwalificatietoernooi had de uit Poughkeepsie, New York afkomstige speler een slag te veel om zijn kaart te behalen.
Net als veel andere Amerikanen week Bob Byman in ’77 uit naar Europa. Ene Bruce Osborne van een reisorganisator uit Los Angeles had voor vierduizend dollar een pakket van vijf toernooien, inclusief reis en verblijf in de aanbieding. Van de ongeveer veertig spelers die hier gebruik van maakten, was Byman veruit de succesvolste. In de zomer van ’77 won hij in Zweden en in Nederland en daarnaast waren er nog twee andere top-10 plaatsen, waaronder brons in Duitsland.
In het Dutch Open van 1977 op de Kennemer – toen nog een 18-holesbaan die bestond uit wat wij nu de B- en C-holes noemen – stonden Byman en de Zuid-Afrikaan Hugh Baiocchi (winnaar in 1975 ) na 54 holes met acht onder par bovenaan.
De laatste ronde was volgens de verslaggever van het Maandblad Golf ‘spannend met mooi, maar nooit spectaculair golf’. Dat de scribent die conclusie trok, was begrijpelijk: twaalf maanden eerder had de jonge Severiano Ballesteros op de Kennemer aan het langste eind getrokken met spel dat zeker in ons land nog maar zelden was vertoond.
Baiocchi en Byman hielden elkaar lang in evenwicht, maar de Zuid-Afrikaanse speler bogeyde veertien en vijftien. Hij maakte een 72, terwijl Bob Byman tot een 71 kwam. Daarmee werd hij de eerste Amerikaan die ons Open won.
‘Het was nog de tijd dat er ook op de Europese Tour op maandag een kwalificatietoernooi was’, aldus Byman. ‘Ik plaatste me net als de weken daarvoor vrij eenvoudig. Wat ik mij van dat Open op de Kennemer herinner is dat ik heel steady speelde. Ik had in college geleerd om te winnen en daardoor had ik veel zelfvertrouwen gekregen. Daardoor ga je met een heel ander gevoel de baan in. Natuurlijk was er in de laatste ronde spanning. Winnen op de Europese Tour was een goede prestatie en er deden op de Kennemer goede spelers mee. Hugh Baiocchi was er een van, maar ik was niet geïntimideerd door hem of door de anderen.’
Bob Byman besloot in 1978 terug te keren naar Europa. ‘Ik heb er in ’78 bewust voor gekozen om nog een jaar buiten Amerika te spelen’, zegt hij. ‘Niet alleen in Europa, maar ook in Azië en in Australië. Op die manier wilde ik een completere speler worden, een winnaar en nog even geen rookie op de PGA Tour. Daar zou ik een nobody zijn geweest.’
‘Gevolg was dat ik in Nieuw-Zeeland won en zeventiende werd in het Brits Open.’
En ook was hij weer succesvol in Nederland, al gebeurde dat in een editie van het Dutch Open die te maken kreeg met een heuse spelersstaking.
Die had niets te maken met Bob Byman, maar wel met het feit dat de organiserende Nederlandse Golf Federatie een paar andere Amerikanen had uitgenodigd die volgens de European Tournament Players Division – zoals de Europese Tour toen heette – geen enkele status hadden. Gevolg: het gros van het veld wilde donderdag niet de baan in.
‘Ik vond en vind het vreemd wat er toen op Noordwijk gebeurde’, zegt Bob Byman.
Na lang overleg kwam er een compromis uit de bus: de drie Amerikanen – waaronder de latere U.S. Open-kampioen Scott Simpson – kwamen niet in aanmerking voor officieel prijzengeld. De NGF had besloten om hen eventueel maar zelf te betalen.
‘De spelers van de Europese Tour waren bang dat het hen geld zou kosten’, aldus Byman. ‘Ik heb daar maar een woord voor over: kortzichtig.’
Het kampioenschap werd tot 54 holes ingekort en dat was dubbel jammer, omdat het de eerste keer was dat de in 1972 geopende nieuwe Noordwijkse gastheer was van het Open. Bijna iedereen was vol lof over het ontwerp van Frank Pennink dat heel sterk was gebaseerd op een idee van een lid van Noordwijk, Paul de Jong.
Tijdens de oefenronde op woensdag kwam de verslaggever van het Maandblad Golf erachter dat de titelverdediger niet erg spraakzaam was. Ook zijn caddie Cees Dirkzwager was die mening toegedaan: ‘Erg gezellig is het niet met hem. Hij is tussen de slagen door alleen maar bezig met meten en hij zegt geen woord. Na de laatste putt op de achttiende hole gaat hij niet eerst even wat drinken, maar gaat hij rechtstreeks door naar de oefenbaan. Daar staat hij nog een uur of twee, terwijl hij daar voor de ronde ook al twee uur ballen heeft geslagen.’
Maar die voorbereiding legde Byman geen windeieren. Vierduizend toeschouwers, die op zondag naar de baan werden gebracht door pendelbusjes van Vroom & Dreesmann, kregen een interessant duel tussen Nick Price, de Australiër Noel Ratcliffe en Bob Byman voorgeschoteld. De Zimbabwaan, die in de jaren negentig drie Majors zou winnen, en de Aussie leken na dertien holes geklopt, maar op de par-5 veertiende ging Bob Byman met een driver from the deck voor de green, hookte de bal over het hek en liet een double bogey noteren. Byman herpakte zich echter en eindigde met twee birdies voor een 68 en een totaal van 214, een slag beter dan Price. Ratcliffe werd op twee strokes derde.
‘Sloeg ik een bal out-of-bounds?’ Byman wil het niet geloven. ‘Als dat in het verslag staat, zal het wel zo zijn, maar ik weet het echt niet meer. Wat ik wel weet, is dat ik een par maakte op de korte zeventiende en een birdie op de laatste. De putt op achttien staat me helder voor de geest. Het was dan ook de langste – meter of zes – die ik ooit voor een overwinning had.’
De tweede zege in Nederland betekende in feite het einde van zijn korte Europese carrière, al zou hij in 1979 zevende worden in The Open en 1982 nog een keer in Zweden winnen. Hij had tijdens zijn zegetocht op Noordwijk namelijk zijn kaart voor de PGA Tour al op zak.
Maar het zat de verslaggever van het Maandblad Golf nog steeds niet lekker dat Byman zo’n Einzelgänger was. Dat waren we zeker in die tijd niet gewend in het Nederlandse golfwereldje: ‘Erg populair is Byman niet bij zijn collega’s. Hij werkt te hard en hij is niet gezellig.’
Byman reageerde daar 39 jaar geleden zo op: ‘Ik heb andere doelen voor ogen. Er is er maar een die kan winnen en diegene wil ik zijn.’
‘Die woorden komen me wel bekend voor’, zegt hij nu. ‘Maar ik denk dat mijn caddie van toen en de verslaggever niet voldoende van mij wisten. Ik heb mijn hele leven hard moeten werken om iets te bereiken. Dat heeft mijn hele carrière gekenmerkt. Ik was sowieso geen drinker, maar zo ongezellig was ik zeker niet. Om ver van huis, in een heel andere omgeving succesvol te zijn, moest ik mij heel competitief opstellen.'
Bob Byman leek in het voorjaar van 1979 met een zege in het sterk het bezette Bay Hill Invitational (Palmer, Nicklaus, Watson) eindelijk door te breken op de PGA Tour. Tot 1983 speelde hij fulltime op dat circuit, maar daarna was het afgelopen.
‘Het was in ’79 het eerste toernooi van Arnold Palmer op Bay Hill bij Orlando. Op de laatste hole had ik een putt van minder dan een meter om in de play-off te komen. Dat wist ik omdat er aan de andere kant van het meer bij achttien een groot scoreboard stond. Ik was ongelooflijk nerveus, maar die putt viel en ik won de play-off op de tweede extra hole.’
‘Daarna heb ik inderdaad nog een paar jaar op het hoogste niveau gespeeld. Met redelijk succes, maar ik kreeg steeds meer last van blessures: onderrug, elleboog, ribben. Je probeert het dan nog wel en ik heb mijn uiterste best gedaan, maar op een gegeven moment miste ik zoveel cuts op rij dat het tijd werd om te stoppen.’
Anno 2017 heeft Bob Byman een golfschool in Las Vegas.
‘Het heeft een paar jaar geduurd eer ik wist hoe ik als teacher succesvol kon zijn,' zegt hij. ‘En ik kan wel zeggen dat het me nu goed gaat. Om golfers van alle niveaus te helpen om beter te gaan spelen, dat is echt heel bevredigend.’
‘Al met al heb ik geen moment spijt gehad van de eerste jaren van mijn carrière’, kijkt Byman terug. ‘Het was de goede keuze om in 1977 naar Europa te gaan in plaats van op wedstrijden op de Amerikaanse minitours uit te komen. Ik heb twee jaar in tal van landen gespeeld, op veel verschillende banen en tegen geweldige spelers, waaronder Severiano Ballesteros. Wat kon daar tegenop? Die ervaring zou ik tegen niets willen ruilen. Toen niet en nu nog steeds niet. Ik ben er absoluut een completere golfer van geworden.’
‘De eerste zege in Nederland? Dat is misschien wel de basis voor mijn carrière geweest. En ik ben best trots op wat ik heb bereikt. Wat ik op de tour heb geleerd, helpt mij om een betere coach te zijn. De Kennemer, dat was een big win. En dat geldt ook voor Noordwijk. Na die successen in Nederland, en dan ook nog eens twee jaar op rij, dacht ik op een gegeven moment: wow, I am really a good player. En dat was best een leuke gedachte.’
(Dit interview stond eerder in Golfers Magazine 6 / Tekst: Jan Kees van der Velden Foto: Noord-Hollands Archief / Poppe de Boer)