Vakantieverhalen: Tussen water en krater

Voor wie nog op vakantie mag, voor wie al is geweest, en voor wie alweer uitkijkt naar de volgende. Golfreisverhalen uit Golfers Magazine om bij weg te dromen.

azoren

Golfen op de Azoren? Het is nog mooier dan het klinkt. In drieënhalve dag werd het eiland São Miguel verkend, maar dat bleek niet lang genoeg. Niet omdat het eiland zo groot is, maar tjonge, wat is er veel te zien!

Tekst en fotografie Bert van der Toorn

Op het vliegveld van Ponta Delgada ontmoet ik volgens afspraak Pilar Melo Antunes, de sales en marketing director van Azores Golf Islands. Samen stappen we in mijn huurauto want ze wil me nog snel wat mooie plekjes van het eiland laten zien voordat ik straks alleen in het donker naar mijn hotel moet rijden. Heel veel moeite hoef hier je niet te doen om iets moois waar te nemen vanuit de auto. De eerste stop is gelijk op de top van de vulkaan in het Sete Cidades-massief, waar de krater is gevuld met twee grote meren, gescheiden door een brug. Officieel is het één meer, maar ecologisch zijn ze toch verschillend. Bij mooi licht is het ene meer groen en het andere blauw. Pilar besluit mijn rijvaardigheid op de proef te stellen en loodst me via een hobbelig zandweggetje langs de vulkaanwand naar beneden. Al vrij snel zie ik in mijn spiegel een kudde koeien achter ons aan komen hollen en ik druk de auto in een inhammetje, ‘Welkom op de Azoren,’ lacht Pilar, ‘we hebben 250.000 inwoners en net zoveel koeien!’ De schade blijft beperkt tot een ingeklapte spiegel en een wat bruine vlekken op de lak.

Warm bad

Voor de eerste overnachting rij ik die avond naar het beroemde vijfsterrenhotel Terra Nostra Garden Hotel in de plaats Furnas. Nu zie je in een hotel wel vaker mensen in badjas door de gangen lopen, maar het zijn er hier wel opvallend veel en ze gaan allemaal in het donker naar buiten. Nieuwsgierig volg ik enkele badjasgasten op gepaste afstand en ik zie ze in de verte in een matig verlicht bad met bruin dampend water stappen. Het blijkt een geothermisch bad te zijn dat wordt verwarmd met water uit de warmwaterbronnen van het vulkanische eiland. De bruine kleur zit alleen in de bovenste twintig centimeter van het water en wordt veroorzaakt door het geoxideerde ijzer dat samen met de vele mineralen voor een helende werking schijnt te zorgen. Om het bad ligt 12,5 hectare aan botanische tuinen waarvan de geschiedenis zelfs teruggaat tot 1775. De Amerikaanse consul Hickling besloot hier destijds zijn houten zomerhuisje te laten bouwen, Yankee Hall, en begon met het verzamelen van planten en bomen. Hij legde een zwembad aan met in het midden een klein eilandje en plantte ook daar diverse bomen omheen. Een Engelse eik die Hickling plantte, staat er nog steeds. Pas na 1935, toen het hotel en de tuinen in handen kwamen van de familie Bensaude, werd het bad vergroot en gevuld met natuurlijk water uit de hete bronnen. Yankee Hall is nu het stenen Casa do Parque, waar in de zomermaanden een Duitse dokter spreekuur houdt en behandelingen geeft. ‘Wie bitte?’

Na zo’n bad van 35-40 graden ben je wel toe aan een lekkere maaltijd. Ook hier komen de natuurlijke bronnen van Terra Nostra weer van pas. Het traditionele gerecht uit Furnas, cozido das Furnas, wordt acht tot negen uur ondergronds gegaard in het stoom van de bronnen. De ingrediënten: rundvlees, varkensrib, zoete aardappel, yams uit eigen tuin, wortel, worst, bloedworst, druivenblad, kip, witlof, rijst en bouillon. Smullen!

Golfen of golven?

Voor vandaag staat de eerste golfbaan op het programma: de Furnas Golf Course. Het is een van de twee banen die het eiland São Miguel rijk is. Ik heb pas om elf uur afgesproken met Pilar, die daar toch aan het werk is, dus ik besluit eerst het eiland wat verder te ontdekken. Ik begin met een kijkje bij de warmwaterbronnen van Furnas, restanten van de vulkaan die in 1630 voor het laatst uitbarstte. De geisers (caldeiras) pruttelen en stomen dat het een lieve lust is en in tegenstelling tot bij het zwembad ruikt het hier wel flink naar zwavel. Iets verderop zie ik een lokale man een zak met mais in het kokende water van een bron gooien. ‘Twee uur borrelen en dan heerlijk oppeuzelen!’, tenminste, dat begrijp ik uit zijn vele gebaren, want zijn Engels is net zo goed als mijn Portugees. Het symboliseert de fijne sfeer op de Azoren. De bewoners zijn akelig vriendelijk en zelfs zo’n gehaast Hollands mannetje met camera wordt rustig uitgelegd wat hij wil weten.

Het is jammer dat het laat in het najaar is, want in het voorjaar is het eiland één grote bloemenzee. Langs elke weg staat het vol met hortensia’s, maar ook zonder die bloeiende bloemen is São Miguel een feest voor iedereen die graag autorijdt. Op het ene moment rij je tussen de weilanden door, dan weer zie je de woeste zee tegen de rotsen beuken en even later heb je weer het idee door de Oostenrijkse bergpassen te rijden. Op die momenten is het wel fijn dat je hier niet in het hoogseizoen zit: je kunt lekker doorrijden! Ik verken de prachtige zuid- en westkant van het eiland en ga op tijd richting de golfbaan. Volgens de kaart loopt er een lange smalle weg rechtstreeks naar de golfbaan, tien minuten maximaal. Voor de tweede keer word ik verrast door koeien, dit keer voor me op de weg. Er zijn geen zijwegen, keren is niet mogelijk, dus ik rij ongeveer een kilometer achteruit naar het eerst inhammetje. Boe!

Bij Furnas aangekomen staat er al een buggy klaar, maar nog voordat Pilar en ik de baan in gaan begint het te hozen. De Azoren kennen een subtropisch klimaat, maar de regenbuien die in deze periode kunnen vallen doen niet onder voor de tropische variant. De regen houdt aan maar de temperatuur is goed, dus er zit niks anders op: regenpak aan en gaan! Buiten staan ook twee Portugezen te wachten, João en Luis. Onder de noemer ‘gedeelde smart is halve smart’ besluiten we als vierbal de baan in te gaan.

João vertelt dat zijn vader ooit eigenaar van Estoril Golf was: ‘Hij speelde toen hij twintig was op hoog niveau in Europese amateurkampioenschappen, kende Joan Dudok van Heel goed en speelde ook regelmatig op de Kennemer.’ João was natuurlijk ook al vroeg op de golfbaan te vinden, maar omdat de sport thuis zo vreselijk aanwezig was, heeft hij vanaf de pubertijd jaren niet meer gespeeld. Hij was opstandig en opvliegend en surfen werd zijn nieuwe passie. Inmiddels is hij zo goed met surfen dat hij alleen nog maar gaat als alle anderen afhaken, omdat de golven te hoog zijn. Gelukkig weer genoeg tijd voor golf op de groene mat en daar geniet hij zienderogen van.

Luis golft pas anderhalf jaar en is al volledig verslaafd. Vroeger heeft hij veel getennist en hij wil nu ook gaan voetballen. ‘Leuk om alles te proberen!’ Dat golf lukt hem voorlopig uitstekend. João is alleen lid van Furnas en betaalt vijfhonderd euro per jaar. Voor tien à vijftien euro mag hij op Batalha spelen. Luis is lid voor achthonderd euro en mag onbeperkt spelen op beide banen.

Geen drivingrange

De eerste negen van Furnas zijn ontworpen door MacKenzie Ross in 1936. In 1992 werd de baan met negen holes uitgebreid door Bob Cameron en Chris Powell, geheel in de stijl van de eerste negen. Furnas is een park- en bosbaan, maar de kreet ‘a walk in the park’ is echt alleen van toepassing op de pracht van de baan: de holes zijn pittig genoeg. Subtiele doglegs en fraai glooiende fairways zorgen voor een rustig en veilig gevoel, maar elke bal die van de route afwijkt wordt liefdevol opgevangen door bomen. Achttien holes lang loop je in een groene botanische tuin met palmen, struiken, rietpluimen en oude bomen. De bunkers zijn gevuld met kenmerkend zwart zand uit het vulkanische gebied.

Een wat vreemde verrassing doemt op bij hole vijftien. De fairway van deze korte par-4 ligt vol gele ballen. Luis weet wel waarom: ‘Bij de originele negen holes hadden ze geen drivingrange gemaakt, dat was toen nog niet zo gangbaar. Bij de aanleg van de tweede negen vonden ze dat ook nog niet nodig en er was niet echt ruimte voor. Nu gebruiken ze deze hole als drivingrange. Voor lessen gaat iedereen gewoon even naar de andere baan, Batalha, waar de trainingsfaciliteiten super zijn.’

Na afloop van de natte ronde ga we met z’n viertjes even een licht hapje eten bij Cantinho do Cais, bij de plaats Ribeira Grande. Een onopvallend klein tentje dat bekend staat om de traditionele visgerechten waaronder een visstoofpotje, caldeirada. Helaas is de vers gemaakte stoofpot net op, maar de eigenaresse heeft nog wel een grote pan met vissoep op het vuur staan. Dat dit wel een goed stekkie moet zijn blijkt als we Francisco Coelho, de grote baas van de Azores Tourism Board, een tafeltje verderop zien genieten van zijn soep. Bom apetite!

Hollands succes

Weer vroeg uit de veren, want het hypermoderne Pedras do Mar Resort waar ik heb overnacht ligt pal aan zee in de plaats Fenais da Luz. Er lopen mooie wandelpaden over de steile rotsen van de kust en nog voor ik het ontbijt aanval heb ik al enkele kilometers in de benen. Een goede opwarmer voor de 27 holes van Batalha, die vandaag op het programma staan.

Batalha betekent 'veldslag' of 'strijd' en verwijst naar de enorme zeeslag die in 1582 bij Ponta Delgada werd uitgevochten. Een 'aantal jaren later', in 2011, won onze Marieke Nivard op Batalha de zware strijd om de titel in een toernooi van de LET Access Tour. Dat weet elke Portugees op Batalha me te vertellen, dus Marieke heeft duidelijk indruk gemaakt.

Batalha, op tien minuten rijden van de stad Ponta Delgada, heeft drie lussen van negen holes, A, B en C. De eerste twee werden in 1993 opengesteld voor het publiek, de C-lus ging in 2000 open. De dames van de LET spelen A en C, maar alle andere kampioenschappen worden op A en B gespeeld. De baan is langer dan Furnas en telt 220 flinke bunkers, allemaal bedacht door ontwerpers Cameron en Powell. A en B geven echt het gevoel van een moderne wedstrijdbaan met flink wat uitdaging en goede greens. De C-lus vraagt meer om tactisch spel, heeft mooie hoogteverschillen en is zeker in het begin smaller dan de andere lussen. Langs diverse holes in de banen staan muurtjes die uit de zestiende en zeventiende eeuw stammen. Aangelegd door mensen die hun stukje land of tuin af wilden zetten, maar vooral als bescherming tegen de altijd aanwezige zeewind. Bij helder weer kijk je vanaf flink veel holes uit op zee, maar deze dag is het onderscheid tussen de lucht en de zee maar moeilijk te zien. Noteer voor uw bezoek aan Batalha in ieder geval vast de volgende holes voor uw fotomomentjes: A1, A7, B8 vanaf de green van B7 en vooral C4. Waarschijnlijk worden het er veel meer!

Te weinig tijd

De rest van de dag wordt weer opgevuld met sightseeing, want er is zoveel te doen. Een bezoekje aan de theefabriek Chá Gorreana in de plaats Gorreana mag sowieso niet ontbreken. São Miguel is namelijk de enige plek in Europa waar echte theeplantages zijn. Thee kwam in de zestiende eeuw al naar het eiland. Bij Chá Gorreana gaat alles nog steeds zoals het was toen de fabriek begon in 1883. Theeblaadjes worden met de hand in zakjes gestopt en de zakjes gaan met de hand in het doosje. Er worden geen chemicaliën gebruikt en de originele machines worden alleen moderner gemaakt als dit echt noodzakelijk is vanwege de wetgeving, maar liever niet.

Een ander niet te missen plekje is het strand van Santa Bárbara, de surfstek bij uitstek. Vanaf het terras van het gloednieuwe Santa Bárbara Eco-Beach resort, gebouwd met kurk en bamboe, zie je imposante golven naar het strand rollen. Voor de echte surfers zijn ze vandaag niet hoog genoeg, João staat vast weer op de golfbaan. Helaas blijken de golven wel net te hoog zijn voor een tripje met de boot want een andere niet te missen activiteit is walvissen en dolfijnen spotten.

De laatste nacht slaap ik in het Royal Garden Hotel in het centrum van Ponta Delgada, waar hippe eettentjes en traditionele restaurants elkaar mooi aanvullen. In het pas vijf maanden oude Casa da Rosa is het gezellig druk en ik word welkom geheten door een jong team van vrienden. De kleine kaart met hip en modern voedsel voor een geweldige prijs maakt me blij en het lokaal gebrouwen bier smaakt goddelijk. De kok komt nog even uit de keuken om iedereen wat koekjes brengen: 'Recept van mijn oma.'

Ik vertrek vrijdagochtend omdat mijn vliegtuig dat ook zal doen, maar met wel met een flinke dosis tegenzin. Wat een heerlijk eiland en dat terwijl ik nog zoveel moois niet heb gezien: de dolfijnen en walvissen, de surfers die de brekende golven afbreken, de bloemenpracht langs vrijwel elke weg, Terra Nostra en Furnas Golf Course in volle bloei en nog minstens veertig prachtige uitzichten over de indrukwekkende oceaan. En die golfbanen, daar wil je elke dag wel spelen. Tot gauw!

WEETJES

Met al die koeien verwacht je toch een heerlijk glaasje dagverse melk bij je ontbijt, maar dat kan je vergeten. Dagverse melk is geen hit op de Azoren. De Franse Groupe Bel, onder meer van het merk ‘La Vache Qui Rit’ schijnt een van de grootste afnemers te zijn van de koeienmelk en heeft dan ook een fabriek op het eiland.

Golf is voor de Portugezen nog steeds geen grote sport. De meeste clubs waren lange tijd besloten en dat gevoel leeft nog steeds onder de mensen.

São Miguel is het grootste eiland van de negen bewoonde eilanden van de Azoren. De andere eilanden zijn Santa Maria, Terceira, Graciosa, São Jorge, Pico, Faial, Flores en Corvo.

Op Terceira ligt ook een 18-holesbaan.

De Azoren vallen onder Portugal.

 

‘Big? Nothing is big here!’, antwoorden de bewoners op de vraag wat er nu echt groot is op de eilanden. Koeien, vis, toerisme en diensten houden de motor draaiend.

 

Ponta Delgada wordt vaak genoemd als de hoofdstad van de Azoren, maar dat is niet officieel. Er is bewust voor gekozen geen hoofdstad te benoemen zodat alle eilanden zich gelijk kunnen voelen. Dat dit niet werkt is een ander ding, de samenwerking is ver te zoeken.

 

Vliegen met TAP naar Ponta Delgada kan vanaf Amsterdam met een tussenstop op Lissabon.

 

Het is twee uur vroeger op de Azoren.

 

Het is nooit echt koud op de Azoren, maar ook nooit echt warm (15-25 graden) en augustus is de warmste maand.

(Dit artikel stond eerder in Golfers Magazine 2 2017 en werd mede mogelijk gemaakt door Pin High Golftravel)