/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F04%2FRvSMyqIEQTV9Ib1746020372.jpg)
De data laten zien dat de gemiddelde clubgolfer zo'n tachtig procent van zijn approaches te kort laat. Ja, dat zijn er inderdaad vier van de vijf. En om het nog erger te maken: bijna driekwart van de problemen op een golfbaan (zand of water) is vóór de green te vinden. Te ver slaan is dus vaak veel minder desastreus dan te kort zijn.
Waarom zijn we te kort?
• Veel amateurs weten niet precies hoe ver ze hun clubs slaan en overschatten zichzelf. Data 'uit de baan' van shot-trackers geven een realistischer beeld van je afstanden, omdat die gebaseerd zijn op echte condities.
• Een beetje grond achter de bal raken, of impact op de hiel of teen, scheelt aanzienlijk in de afstand die de bal vliegt.
• Je equipment moet vergevingsgezind genoeg zijn. Met een set die makkelijker slaat, verlies je minder afstand als je een keer de sweetspot mist.
Dubbele approach
Is het rustig in de baan? Sla dan twee ballen naar elke green. Bij de eerste neem je de club die je normaal voor die afstand zou kiezen en bij de tweede neem je van dezelfde plek een club extra – bijvoorbeeld een 6 in plaats van een 7. Hou bij of je meer greens raakt met een clubje meer. Of nog beter: maak de hole met beide ballen af en vergelijk na achttien holes beide scores. Heb je beter gescoord met het langere ijzer? Dan weet je dat je voortaan een club extra moeten nemen.
Beter balcontact
Een club extra nemen resulteert vaak al in beter balcontact, omdat je een rustigere swing maakt. Maar voor consistentie met je ijzers is het essentieel dat je eerst de bal raakt en dan pas de grond. Met de bovenstaand drie stappen train je die krachtige, enigszins neerwaartse invalshoek.
- Ronald Speijer