Je gaat sowieso slechte ballen slaan, dat hoort bij golf. Maar zorg er dan wel voor dat je volgende slag een goede is. Fout op fout maken is een doodzonde – zeker in matchplay, waar je ook met een directe tegenstander te maken hevt.
Geen toverballen
Bereid je daar ook mentaal op voor door voor de ronde te bedenken welke keuze je zou willen maken na een slechte bal. Dit maakt het makkelijker om je daar in de wedstrijd ook aan te houden. Doe geen dingen die je eigenlijk niet kunt.
Zelfs een tikkie terug is beter dan bij je volgende slag weer in de problemen liggen
Lig je in de hoge rough met een boom voor je neus? Probeer dan geen houten 3 met een slice op de green te krijgen, maar punch bijvoorbeeld een mid-ijzer onder de takken door, zodat je met je volgende slag een goede kans hebt om de bal op de green te slaan – wie weet zelfs naast de vlag! Zelfs een tikkie terug naar de fairway is beter dan met je volgende slag nog steeds in de problemen zitten.
Laat je tegenstander ervoor werken
Zorg dat je ook bij herstelslagen een duidelijk plan hebt en goed gefocust bent. Niets zo frustrerend als de 'slimme oplossing' kiezen en die vervolgens slecht uitvoeren.
Probeer het maximale uit elke situatie te halen en zorg dat je tegenstander moet werken om een hole te winnen. Ofwel: geef geen cadeautjes.
Korte putts
Ook op de green moet je niet te gul zijn. Er wordt wel gezegd dat je vroeg in de wedstrijd kortere putts moet geven, zodat je tegenstander later meer druk voelt als hij ze wél moet maken, maar dat is onzin. Bij matchplay mag je immers altijd oefenen, dus als jij hem een putt van een meter geeft, kan hij hem voor het gevoel altijd nog uitholen.
Tap-ins kun je geven, maar laat hem vanaf het begin ook putts van rond de meter gewoon maken – zeker als er wat break in zit. Je weet maar nooit. Voor hetzelfde geld mist hij er eentje en wordt hij onzeker, wat hem later in de wedstrijd misschien wel de das omdoet.
- Ronald Speijer