‘Moin’, zegt ze vriendelijk en kijkt ons vragend aan. De verzorgde, ultrafitte en zeer Duits uitziende golfpro van Golfclub Sylt loopt ons tegemoet. De zon is nog niet helemaal op, maar de eerste stralen doen al hun best om iets te maken van deze zaterdagochtend. Naast de pro en wijzelf is er verder niemand te bekennen. Het onzekere geschuifel van spikes die de weg niet weten, hebben haar uit de studio getrokken. We vertellen wie we zijn. ‘Ach so’, is het antwoord. Ze komt gelijk ter zake. Er is koffie en water als we willen en de caddiemaster is onderweg. Als we alvast willen starten, mag dat ook. ‘Muss gehen,’ zegt ze nog, ‘von Nichts kommt Nichts.’
Het duurt even voordat die uitdrukking tot ons doordringt. We lopen om de studio heen en vinden de weg naar de eerste teebox. De starter parkeert net zijn auto en de zon geeft inmiddels een eerste zicht op de fairway. Met een nog wat stijve swing slingeren we allebei een drive de fairway in en wandelen kalm achter onze trolley aan. De wind is nog niet wakker, de lucht is lekker fris, je kunt de zuurstof haast proeven. Het was weer vroeg op, maar wat is het een mooie tijd om op de golfbaan te zijn.
Saint-Tropez van het Noorden
We wrijven nog eens in onze ogen en zien in de verte de vuurtoren van Kampen. Sylt (Sult, op zijn Duits) is smal en langgerekt. Aan vuurtorens geen gebrek, zo weten we inmiddels. Verder zie je hier veel heide, graslanden en lange witte stranden. Net Texel. Het waait hier altijd, dus wonen doe je achter de heg, van de zon genieten in een strandkorf en golfen met een lage balvlucht. Toch zijn er ook verschillen met onze eigen Wadden. Dankzij een prehistorische gletsjer heeft Sylt bijvoorbeeld een paar prachtige rode kliffen. Vooral bij zonsondergang bieden die een romantische aanblik. Plof met je lief neer in het zand, neem twee glazen en een flesje mee en laat je door de natuur betoveren. Wel even zelf je troep opruimen na afloop. Ordnung muss sein.
Het volgende dat nogal opvalt op Sylt zijn de imposante rietgedekte villa’s, de dure hotels en de designerwinkels. Sylt is het eiland van de Duitse happy chique en wordt ook wel het Saint-Tropez van het Noorden genoemd. Het verhaal wil dat Gunter Sachs, de schathemeltjerijke zoon van Duitse industriëlen, daarvoor verantwoordelijk is. Gunter was een playboy. Hij verdeed zijn tijd met bobsleeën, handelde een beetje in kunst en was een blauwe maandag getrouwd met Brigitte Bardot. In de jaren zestig maakte hij van Sylt zijn party-eiland en in zijn kielzog verhuisden zijn jetsetvrienden met hem mee. Sylt werd knallend hip bij de R&F van Duitsland en de gevolgen daarvan zijn nu nog merkbaar. Nergens in Duitsland is de vierkante-meterprijs zo hoog als hier. Het treurige bijgevolg daarvan is dat er op sommige plekken nauwelijks meer een lokale bevolking is. Maar waar geld is, is golf, en daar moeten we Herr Sachs dankbaar voor zijn. Met vier golfbanen op honderd vierkante kilometer is er op één eiland bijna net zoveel golf te spelen als op alle andere Wadden bij elkaar. Nu we er toch waren, speelden we ze allemaal.
Geschutskoepel
De oudste van de vier golfbanen is Marine Golf Club Sylt. Opgericht door Britse officieren die hier na de Tweede Wereldoorlog gelegerd waren. Dat is natuurlijk ook Sylt. Het eiland ligt dicht bij de Britse kust en was in de vorige eeuw lange tijd van strategisch belang. Van echt gelazer is het gelukkig nooit gekomen, maar decennialang stond Sylt vol legerbases en kazernes. Inmiddels zijn de militairen zo goed als allemaal vertrokken. Zelfs op de Marine Golf Club zijn de burgers nu de baas.
Golfbaanmanager Nico Johannsen heeft er mooie verhalen over. Dankzij de contacten en de onderhandelingskwaliteiten van admiraal en golfliefhebber Klaus-Jürgen Steindorf deed het leger de golfbaan, inclusief tachtig hectare extra grond, voor een zacht prijsje over aan de burgermannen van de nieuwe club. Marine Golf was altijd een laagdrempelige golfclub geweest, en dankzij de matsprijs van de landmacht kon dat zo blijven. Nico is zelf ook een fervent golfer. Voordat hij ons de wei in stuurt, waarschuwt hij nog: 'Blijf op de fairway, de rough is zeer taai.' Daar is geen woord aan gelogen. Marine Golf Club is een rauwe, beetje linksachtige golfbaan. De kleine watertjes, de diepe potbunkers maar vooral dat zwiepende zwenkgras zijn je grootste tegenstanders. Het waait hier ook vaak en hard, dus het is fijn dat architect Ken Moodie de holes in alle windrichtingen heeft neergelegd. De fairways zijn gelukkig breed en de greens niet te snel. Het is een goed uitgedachte golfbaan waar iedereen uit de voeten kan.
Van de lokale senioren in het clubhuis hadden we al gehoord dat de vijftiende de beste hole is. Die uitverkiezing was een unanieme keuze, en dat zegt meestal wel wat. We geven ze geen ongelijk, want het is een plaatje van een par-4. De afslag is intimiderend smal en heeft twee potbunkers, waar je langs, voor of over moet, en de green is omsingeld door een duintje. Het is een mooie en moeilijke hole. Ook hole drie is tof, met een afslag op een oude geschutskoepel uit de Tweede Wereldoorlog. De korte dertiende biedt een panoramisch uitzicht op de baan, de zee en de vuurtoren. En zestien dan, met een Schotse gully voor de green die je vanaf de fairway aanstaart en smeekt om een ijzer extra naar de green te slaan? Ook leuk. Vooral de tweede negen zit vol kleine verrassingen en maakt Marine Golf tot een avontuur.
Champagne en koude kip
De gefortuneerde krantenondernemer Axel Springer was aanvankelijk ook lid van Marine Golf, maar dat laagdrempelige vond hij maar niks. Axel wilde liever iets exclusievers. Dus kocht hij samen met een paar niet-onbemiddelde vrienden een stuk landbouwgrond bij Morsum waar hij in 1964 zijn eigen 9-holesbaan liet bouwen. Springer was er vaak te zien ‒ en te horen. Er doen fantastische anekdotes over hem de ronde. Zo liet hij graag een butler achter zijn flight aanlopen met champagne en koude kip. Je mocht eens honger krijgen. En om de rest van de club deelgenoot te maken van zijn vorderingen op de baan had Axel een bel en een hoorn op zijn buggy gemonteerd. Bij een goede bal luidde hij de hoorn en bij een slechte bal de bel. Als hij een toverbal sloeg, was zijn favoriete uitroep: ‘Flieg, deutscher Adler, flieg.’
Morsum is nog steeds een exclusieve club, met iets meer dan tweehonderd leden. In 2010 breidde de club eindelijk uit tot de huidige vlakke parkbaan met achttien holes. Weinig leden betekent dat je hier heerlijk rustig kunt golfen. Chic is het vreemd genoeg niet, eerder knus en gerieflijk. De baan is verdeeld in vier vakken, die worden gescheiden door oude landbouwweggetjes. Na elke oversteek ontvouwen zich weer nieuwe holes. Leuk als je bezoeker bent. De bomen, struiken en heide die in 1964 allemaal moesten worden aangeplant, zijn inmiddels volgroeid. De fairways zijn breed, de greens goed en de zachte kleigrond maakt je ronde totaal anders dan op de andere banen op Sylt. De rough is ook hier ronduit ongezellig. De greenkeeper maait die precies één keer per jaar, als het seizoen is afgelopen. In de zomer komt het tot je knieën.
Het spektakel van Morsum zit in het begin. Na een beetje tamme openingshole, is hole twee misschien wel de mooiste van het hele eiland. Het is een korte par-3 met uitzicht op de Waddenzee en het vasteland. De wind is volle bak tegen en wordt bewaakt door een bunker, out of bounds en een vijver. Succes ermee. Ook hole drie is bijzonder, met een dijk die dwars over de fairway loopt. Je vraagt je als Hollander af waarom de waterkering zo ver het binnenland in loopt, maar voor de hole is het leuk. De dijk ontneemt je het zicht op wat nog komen gaat, en dat is toch wel bijzonder op de vlakke baan. Na dat prachtige begin maak je je op voor nog vijftien holes spektakelgolf, maar die verwachting kan Morsum niet echt waarmaken. Het is een goede parkbaan, dat wel. Misschien piekt-ie wel te vroeg. Nou ja, als het je niet bevalt, blijf dan maar lekker thuis. Dat vinden ze hier prima. In de zomermaanden ben je sowieso als greenfeespeler niet welkom. Het mocht eens te druk worden.
Onvergetelijk Budersand
Axel Springer was misschien de meest extravagante persoon in de golfgeschiedenis van Sylt, de prijs voor meest extravagante project gaat naar Golfclub Budersand in Hornum. Die baan ligt in het uiterste zuiden van het eiland, en is aan drie kanten omgeven door de zee. Vijftien jaar lang lag daar een oude legerbasis weg te kwijnen, totdat golfbaanarchitect Rolf-Stephan Hansen en Wella-erfgename Claudia Ebert er een absurd en ambitieus plan op loslieten. Project Golfclub Budersand kostte vijftig miljoen euro. Dat ging niet nergens aan op trouwens. Er moesten veertig gebouwen worden gesloopt, rioolwaterzuiveringen en olietanks worden afgevoerd en het hele gebied moest weer in een natuurlijk duinlandschap worden omgetoverd.
Noem het ambitieus of krankzinnig, wij noemen het ronduit te gek. Budersand is achttien holes genieten van rollende fairways, diepe potbunkers en uitdagingen die in alle windrichtingen op en neer golven, terwijl de zoute lucht je lijf en leden verfrist. De fairways zijn strak, de lichte rough is bespeelbaar, de echte rough meedogenloos en de greens zijn eerlijk rollende biljartlakens. Budersand is intimiderend en moeilijk, en de gemiddelde windkracht vier doet daar nog een schepje bovenop. Dus doe jezelf een plezier en speel een potje matchplay of stableford. Als je toch strokeplay kiest, trakteer jezelf dan op een groot glas lekkers als je een bruto score kunt binnenbrengen.
Budersand is een golfbaan die je nooit meer vergeet, en er zijn veel holes om te bejubelen. De dertiende heeft daar bovenop ook nog een verhaal. De hole lijkt op The Dell van Lahinch. Voor wie daar nog nooit geweest is: dat is een middellange par-3 waarvan de green voor driekwart omsingeld is door een duin. Claudia was nogal onder de indruk van The Dell en maakte haar wens voor iets vergelijkbaars kenbaar. Het duin is precies hoog genoeg om de vlag te verstoppen als de greenkeeper daar zin in heeft. Niet gelijk in de stress schieten, de green is groot genoeg. De meest bekende hole van de baan is de vijftiende, een korte par-3 waarbij je recht op de zee kijkt. Het uitzicht op het water en de andere Friese eilanden is magistraal. Achter de hole loopt een wandelpad, en voor wat extra druk op je afslag hebben ze er een bankje voor toeschouwers neergezet. Er zit altijd wel iemand. Hadden we al gezegd dat het tegenwind is?
Ach Budersand, wat ben je mooi. Geen wonder dat je bovenaan de toplijstjes van mooiste golfbanen in Duitsland staat. We zouden een heel tijdschrift over je schoonheid kunnen vullen, maar dat doen we niet. Ga zelf maar kijken.
Schilderen op Golf-Club Sylt
De laatste dag zijn we op Golf-Club Sylt. Een baan uit 1984, die tussen Kampen en Wenningstedt ligt. Zeven founding fathers wilden graag een nieuw initiatief, naast Marine Golf en Morsum. Het moest een openbare baan worden, met ruimte voor vakantiegangers. Toen ze architect Donald Harradine invlogen om te polsen of hij iets van het land kon maken, was die nogal duidelijk: ‘Een 18-holesbaan kan hier zonder problemen worden aangelegd. Het terrein is echter zo plat als een pannenkoek en het ontbreekt aan voor een golfbaan zulke belangrijke karakterelementen zoals water, struiken en bomen.’
Harradine had aanvankelijk een minimalistische Schotse links met heide en watertjes in gedachten, maar daarvan is het niet echt gekomen. Sylt is een parkbaan, met bosjes en water. Als je niet af en toe het zout in je neus zou voelen, en de zee of de gestreepte vuurtoren van Kampen zou zien, waande je je eerder in de Hollandse polder. De baan is met 5700 meter van geel en 4950 van rood ook niet overdreven lang. Het is allemaal redelijk open, en je vindt hier geen helmgras of potbunkers. En toch. Die dekselse kleine bosjes en zilverberken, de stroompjes water en de vijvers bevinden zich allemaal precies op de juiste plek. Het brengt je op bijna elke hole aan het twijfelen, en dat is vaak een teken van een goede baan.
Hole drie is de eerste die opvalt. Je slaat af over een prachtig heideveld, met daarachter de Waddenzee. Hoe meer je de bocht afsnijdt, hoe korter de hole. De heide is echter ‘Biotop mit Vertretungsverbot’. Dus wie te veel afsnijdt, betaalt met slag en afstand. Vooral in de krakende vroegte is het uitzicht op de heide en de zee mooi genoeg om je ronde op te geven, je ezel neer te zetten en een schilderijtje te maken. Op hole vijf vind je na de tee een grafheuvel uit de tijd van de Vikingen. Een grote grasbult, verder niks bijzonders. Er zijn er wel meer van op Sylt, en als je het weet, begrijp je dat het GUR is. Even beleefd omheen lopen dus, en graag respectvol een drop nemen mocht dat nodig zijn. Op hole twaalf serveert Sylt je nog eens het uitzicht op zee, al moet je daarvoor eigenlijk even naar de backtees lopen. De twee lussen van negen eindigen allebei voor het terras van het clubhuis in een magistrale dubbelgreen die 75 meter breed is. Ja, dat heb je goed gelezen: vijf-en-zeventig meter breed. Altijd leuk, zo’n aankomst.
Nog voor de lunch zijn we weer terug in het clubhuis. De kok is er gelukkig al. Aan de toog zit het vaste clublid op zijn ingesleten barkruk te vertellen hoe de keuken bestierd, de wereld geregeerd en pandemieën bestreden moeten worden. Iedereen laat hem voor zich uit tetteren, hij zit niemand in de weg. Een paar minuten later worden er twee koppen thee en een dubbele portie Kaiserschmarrn geserveerd. Over een half uurtje zetten we de auto op de trein, doen we een klein tukkie en rijden we weer naar huis. Waar zullen we de volgende keer eens naartoe gaan…
Dit artikel was eerder te lezen in Golfers Magazine. Vaker dit soort verhalen lezen? Dat kan: ga nu naar de winkel en lees alles over andere bestemmingen waar je mooi kan golfen. Of beter nog: sluit een abonnement af en ontvang hét golftijdschrift van Nederland en België vanaf volgende maand thuis. Tien keer per jaar, 132 pagina's met alles wat je over jouw sport wilt weten.
- Niels Paauw