Terug naar het oude normaal

Langzaam maar zeker keren de golfkampioenschappen terug naar hun oude ritme. Na een jaar zonder The Open, kan ook de Claret Jug worden afgestoft. Net als in 1946 het geval was toen golflegende Sam Snead een hoofdrol voor zich opeiste.

Terug naar het oude normaal

Het laatste Open Championship voor de Tweede Wereldoorlog werd in juli 1939 gespeeld, op de Old Course van St Andrews. De Amerikanen hadden begin dat jaar al besloten vanwege de oorlogsdreiging niet naar Groot-Brittannië te komen voor de Ryder Cup, maar een paar spelers reisden toch af voor The Open. John Bulla uit West Virginia werd tweede, achter de 32-jarige Dick Burton uit Lancashire, die op de achttiende van de Old Course een messcherpe drive sloeg, vlak langs de witte railing die de grens met de aanpalende weg, The Links, vormde. Burton sloeg vervolgens een rustig ijzer-9 naar binnen en holede de putt voor birdie en een winnende marge van twee slagen.

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in september 1939, werden er in Groot-Brittannië tot 1945 geen officiële wedstrijden meer gespeeld, maar de stoïcijnse Britten speelden zo lang als het kon door op hun eigen clubs. Creatieve regelkenners, zoals die van The Richmond Golf Club bij Londen, voerden tal van nieuwe lokale regels in, zoals ‘During gunfire or while bombs are falling, players may take cover without penalty to cease play’ en ‘A ball moved by enemy action may be replaced, or if lost, or destroyed, a ball may be dropped not nearer to the hole without penalty’.

Spelers werden tevens verzocht om resten van bommen en granaatscherven op te rapen om te voorkomen dat het metaal schade zou toebrengen aan de maaimachines.

Ardennenoffensief
In juli 1945 werd er niet meer gevochten in Europa, maar aan de andere kant van de aarde ging de strijd gewoon door. Pas in augustus capituleerde Japan. Op The Open moest nog worden gewacht. Niet dat er in de zomer van ’45 een gebrek aan professionele toernooien was in Groot-Brittannië. De PGA slaagde er al vanaf mei van dat jaar in om met sponsoring door The Daily Mail een reeks van vijf toernooien te organiseren.

In de herfst vormde de Old Course het decor voor het Daily Mail Victory, waaraan ook de Amerikaan Lloyd Mangrum meedeed. In uniform en traditioneel met een sigaret tussen de lippen. De 31-jarige Texaan was voor de oorlog in zijn eerste twee Masters negende en tweede geworden. In 1940 speelde hij Augusta National in 64 slagen, een baanrecord dat pas in 1986 door Nick Price werd verbeterd. En in 1946 won Mangrum het U.S. Open, na een play-off met onder anderen Byron Nelson. Maar in de herfst van 1945 was hij nog militair, dienend onder generaal Patton. Mangrum raakte twee keer gewond in december 1944, tijdens het Ardennenoffensief. Dat leverde hem evenzovele Purple Hearts op. Het Daily Mail Victory werd echter niet door hem gewonnen, maar door Charlie Ward uit Birmingham, die net als Mangrum nog niet afgezwaaid was. Sterker, hij was niet op tijd terug op de RAF-basis in Wallingford, zevenhonderd kilometer zuidelijker. De commandant was onverbiddelijk: Ward mocht voorlopig de poort niet meer uit.

Sam Snead met de Claret Jug, gewonnen in het eerste Open Championship van na de Tweede Wereldoorlog.

Sam Snead
Na zeven jaar was The Open terug. En Sam Snead ook. De toen 35-jarige Amerikaan was er in 1937 op Carnoustie al bij, waar hij elfde werd. Eigenlijk deed hij toen alleen maar mee omdat hij in het Amerikaanse Ryder Cup-team zat, dat besloot na een 8-4 zege op Southport & Ainsdale door te reizen naar Schotland. Maar het was de Engelsman Henry Cotton ‒ naar hem is nu de prijs voor de beste debutant op de Europese Tour vernoemd ‒ die de Claret Jug in 1937 in ontvangst mocht nemen.

Voor een jubileum van The Open moet je op de Old Course zijn. Zeker na zo’n lange, gedwongen pauze. Het eerste Open na de oorlog was meteen de 75e editie en Samuel Jackson Snead was toen al een grote naam in golf. Bulla, een rechtshandige speler die linkshandig putte, haalde Snead over om in 1946 naar Schotland te gaan. Bulla deed dat samen met Wilson Sporting Goods, dat deelname van Sam Snead als een mooie marketing tool beschouwde. Snead had niet zoveel zin, maar omdat Wilson hem jaarlijks een fors sponsorbedrag betaalde, reisde hij ‒ per boot ‒ toch af.

Snead werd op 27 mei 1912 in Ashwood, Virgina op een boerderij geboren. Tijdens de schoolvakanties sloop hij naar de plaatselijke golfbaan om te caddiën. In melken en ploegen had hij geen zin. Baseball, football en basketbal waren op de middelbare school zijn sporten, al won hij wel een long driving contest.

Toen de jonge Snead tijdens een football-wedstrijd zijn hand brak, kreeg hij geen beurzen van regionale universiteiten meer aangeboden. Golf, zo dacht hij, was een goede manier om zijn hand weer sterker te maken. In 1933 werd hij manusje van alles en caddiemaster. Zijn ontwikkeling als speler ging daarna zo snel dat hij in 1937 fulltime op de PGA Tour kon spelen.

Snead was sterk ‒ hij kon de shaft van een club buigen zonder hem te breken ‒ en ontstellend lenig. Dat laatste bewees eens in de kleedkamer van Augusta National. De afdruk van zijn spikes zaten jaren later nog in de horizontale deurpost.

In zijn eerste jaar op de PGA Tour (1937) werd hij meteen zesde in het Los Angeles Open. Een week later, op 17 januari, won de toen 24-jarige speler het Open van Oakland, even ten oosten van San Francisco. Dat leverde hem een artikel met foto in The New York Times op. Een journalist gaf hem de krant, waarop Snead verbaasd keek en zei: ‘Hoe komen ze aan die foto? Ik ben nog nooit in New York geweest.’

Het seizoen ’37 was magisch voor Snead. Hij speelde 26 toernooien, won er vijf en eindigde twintig keer in de top 10. Zijn opmars leverde hem een plaats in het Ryder Cup-team en deelname aan The Open op.

Sam Snead dacht in 1946, bij het voor het eerst zien van de Old Course dat het een baan was waarop niet meer werd gespeeld.

Geld
Snakkend naar topgolf verzamelden zich van 3-5 juli 1946 spelers (er plaatsten er zich exact honderd), fans en journalisten op de heilige Schotse grond. Tijdens de oorlog had de baan op de nominatie gestaan om, met uitzondering van de greens en tees, in een weiland te worden veranderd. Niet om koeien te laten grazen, maar om het gras te laten groeien en te oogsten als hooi. Voer voor het vee was hard nodig. Het stadsbestuur wees er bij het Ministerie van Landbouw op dat er al tweehonderd schapen op de Old Course graasden en dat de vele rekruten die in St Andrews en omgeving in opleiding waren ook ontspanning nodig hadden. Bovendien achtten de Schotten het ongehoord dat een monument als de Old Course voor iets anders dan golf zou worden gebruikt. De ambtenaren gingen overstag.

Wat Snead ‒ in veler ogen een boerenkinkel uit Virginia ‒ betrof, stelde de baan niet veel voor. Toen hij met de trein St Andrews binnenreed en door het raam een golfbaan zag, reageerde hij met ‘Say, that looks like and old abandoned course. What did they call it?’

Dit soort opmerkingen verbaasde zijn collega’s niet. Snead stond bij de media niet als een al te intelligent persoon bekend. De journalist Herb Graffis, in 1977 gekozen in de Hall of Fame, schreef ooit: ‘At the start, Sam Snead was a simple lad who couldn’t tell the time in a clock factory.’

Golfen kon Snead echter goed: hij won 84 toernooien op de PGA Tour. Sommige golfhistorici menen dat de PGA Tour ten onrechte een aantal wedstrijden als ‘not official’ kwalificeerde, waardoor hij nu het recordaantal overwinningen (82) deelt met Tiger Woods.

Op de Old Course, die mede door het tewerkstellen van Duitse krijgsgevangenen wedstrijdklaar werd gemaakt, toonde Snead, van huis uit een uitstekende ballstriker wiens swing door iedereen werd geroemd, zich op de slotdag met 36 holes tevens een bekwaam windspeler. Hij won uiteindelijk met een score van twee boven par. Dat de Amerikaan een cheque ter waarde van zeshonderd dollar kreeg, was voor de vaak op geld beluste Sam Snead een tegenvaller. De hele trip, zo zei hij, kostte hem veel meer, misschien wel duizend dollar. Hij bleef bij zijn standpunt: ‘The British Open is a loser for an American pro.’ Om er vervolgens aan toe te voegen: ‘Whenever you leave the USA, you’re just camping out.’

De swing van Sam Snead was er een uit het boekje (links). De Claret Jug gaat sinds 1872 naar de winnaar van The Open (rechts).

Career Slam
Pas jaren later kwam Slammin’ Sam nog twee keer terug voor The Open. In 1962 ‒ hij was inmiddels vijftig – werd hij keurig zesde op Troon, maar wel op zestien slagen van Arnold Palmer. En in 1965, op Royal Birkdale, miste Snead de cut ‒ op één slag.

In 2000, twee jaar voor zijn dood op 89-jarige leeftijd, werd de oudste nog levende Open-winnaar samen met tal van andere grote spelers uitgenodigd om aan de vooravond van het kampioenschap ‒ gewonnen door Tiger Woods ‒ mee te doen aan een demonstratiewedstrijd. Hij imponeerde met een paar danspasjes op het bruggetje over de Swilcan Burn.

Snead kon bogen op een imposante carrière, waarin hij dus 82 officiële toernooien won. Evenveel als Tiger Woods, maar meer dan Jack Nicklaus, Arnold Palmer, Ben Hogan en alle andere grote spelers. Niet alleen qua hoeveelheid zeges imponeerde Snead, ook met zijn leeftijd maakte hij indruk. Phil Mickelson won in mei 2021 op bijna 51-jarige leeftijd het PGA Championship, maar Snead was 52 toen hij het Greater Greensboro Open op zijn naam schreef. En in 1974 eindigde hij op 62-jarige leeftijd als tweede in het Los Angeles Open.

Naast The Open van 1946 won Snead drie keer The Masters en ook drie keer het PGA Championship. Met zeven Majors staat hij op de belangrijkste ranglijst aller tijden gedeeld zevende. Toch heeft het hem altijd dwarsgezeten dat hij, net als Mickelson, het U.S. Open nooit heeft gewonnen en dus niet tot het elitegezelschap behoort dat de Career Grand Slam behaalde. Al in 1937 kreeg hij zijn eerste kans om het U.S. Open te winnen. In 1937 was zijn totaal van 283 slechts één boven het kampioenschapsrecord, maar Ralph Guldahl was twee slagen beter dan debutant Snead.

Hij greep nog drie keer mis. In 1947 verloor hij in een play-off van Lew Worsham, in 1949 was het Cary Middlecoff die hem aftroefde. En in 1953 stond Snead met nog achttien holes te spelen een slag achter op Ben Hogan. Hij liet een 76 noteren en had uiteindelijk zes slagen achterstand op Hogan.

Maar het grootste drama was dat in 1939, het jaar waarin het U.S. Open op de Spring Mill course van de Philadelphia Country Club werd gespeeld. Snead, 27 jaar jong, stond met alleen nog de par-5 achttiende te gaan één slag voor. Maar er waren nauwelijks scoreborden en hij dacht dat hij met een birdie moest eindigen. Zijn gehookte drive belandde in de rough. Met een houten-2 sloeg hij de bal in een bunker, op honderd meter van de green. Hij was de weg helemaal kwijt, liet een triple bogey noteren en eindigde als vijfde ‒ twee slagen achter Byron Nelson, Denny Shute en Craig Wood. Of hem dat dwarszat? ‘Ik vroeg hem er een keer naar,’ zei een Amerikaanse journalist eens, ‘maar hij keek me alleen maar aan en zei: “Wat dacht je zelf?”’

Royal St. George’s
Voor de vijftiende keer is Royal St. George’s gastheer van The Open Championship. Daarmee is de club een van de koplopers van The Open Rota. Van de banen die nu voor The Open Championship in aanmerking komen hebben alleen de Old Course (29) en Muirfield (16) meer kruisjes achter hun naam. Prestwick huisvestte er 24, maar op deze baan in het westen van Schotland werd het laatste kampioenschap al in 1925 gespeeld.

Royal St. George’s was ook de eerste baan buiten Schotland waarop voor de Claret Jug werd gestreden. In 1894 was het J.H. Taylor die hier met een score van 326 de eerste van vijf Opens won. Alleen Harry Vardon won er eentje meer. Taylor en Vardon vormden samen met de Schot James Braid de Great Triumvirate. In de periode 1894-1914 wonnen zij zestien van de 21 Open Championships.

De laatste winnaar op Royal St. George’s was in 2011 Darren Clarke, die op zijn 42e eindelijk een groot kampioenschap op zijn naam schreef. De Noord-Ier nam in de tweede ronde met een 68 de leiding en stond die niet meer af. Na een 69 op zaterdag stond DC een slag voor op Dustin Johnson, die op de slotdag evenwel goede papieren had Clarke alsnog van de Claret Jug af te houden. Op de tee van de par-5 veertiende, die grenst aan de Prince’s Golf Club en die een waterhindernis heeft die het Suez Canal wordt genoemd, stond Johnson in een uiterst kansrijke positie. Maar hij sloeg zijn tweede met een ijzer-2 out of bounds, waardoor Clarke de voorlopig laatste winnaar op Royal St. George’s werd.

Winnaars op Royal St. George’s
1894 J.H. Taylor (Eng) 84 80 81 81 326
1899 Harry Vardon (Eng) 76 76 81 77 310
1904 Jack White (Sch) 80 75 72 69 296
1911 Harry Vardon (Eng) 74 74 75 80 303
1922 Walter Hagen (VS) 76 73 79 72 300
1928 Walter Hagen (VS) 75 73 72 72 292
1934 Henry Cotton (Eng) 67 65 72 79 283
1938 Reg Whitcombe (Eng) 71 71 75 78 295
1949 Bobby Locke (Z-A) 69 76 68 70 283
1981 Bill Rogers (VS) 72 66 67 71 276
1985 Sandy Lyle (Sch) 68 71 73 70 282
1993 Greg Norman (Aus) 66 68 69 64 267
2003 Ben Curtis (VS) 72 72 70 69 283
2011 Darren Clarke (N-I) 68 68 69 70 275

Joost Luiten in de laatste ronde van The Open 2011. Zijn kansen op een goede klassering verdwenen vanwege een zware ronde in slecht weer op zaterdag.

De laatste tien winnaars
Jaar Baan Winnaar Score
2010 Old Course Louis Oosthuizen (Z-A) 272
2011 Royal St. George’s Darren Clarke (N-I) 275
2012 Royal Lytham Ernie Els (Z-A) 273
2013 Muirfield Phil Mickelson (VS) 281
2014 Royal Liverpool Rory McIlroy (N-I) 271
2015 Old Course Zach Johnson (VS) 273*
2016 Royal Troon Henrik Stenson (Zwe) 264
2017 Royal Birkdale Jordan Spieth (VS) 268
2018 Carnoustie Francesco Molinari (Ita) 276
2019 Royal Portrush Shane Lowry (Ier) 269

(Dit verhaal verscheen eerder in Golfers Magazine 5, 2021.)

World
  • Golfsupport