Historische figuren: Tom Simpson

Het meesterwerk van een waanzinnige

Historische figuren: Tom Simpson

Of je hem nu een gek, vernieuwer of artiest noemt, Tom Simpson drukte zijn stempel op de beste Engelse en Europese banen, waaronder de misschien wel beste continentale baan, Morfontaine. 'Je herinnert je alleen de waanzinnige meesterwerken', zei hij ooit, maar zijn meesterwerken kwamen niet voort niet uit krankzinnigheid, maar uit artistiek talent en onbevreesde genialiteit. Meer dan een halve eeuw na zijn dood legt Duncan Lennard uit waarom Simpsons reputatie veel beter zou moeten zijn dan hij is.


Neem de Top 100 Golfbanen van Golf World erbij en je ziet dat er maar één architect is die verantwoordelijk is voor drie banen bij de beste twintig van het Europese continent. En dat is niet de alom gewaardeerde Harry Colt of de gerespecteerde Robert Trent Jones senior – zij blijven beiden op twee hangen – maar de beduidend minder geprezen Tom Simpson. Hij was een sleutelfiguur in de stortvloed aan geweldige golfbanen die na de Eerste Wereldoorlog het levenslicht zagen – de term 'Gouden Tijdperk' wordt zelfs aan hem toegeschreven – maar Simpson heeft niet de uitstraling van kopstukken als Colt en Alister MacKenzie. Toch zie je zijn artistieke hand terug in een aantal van de beste banen in het Verenigd Koninkrijk en Europa.

Naast het hoog genoteerde Franse trio Chantilly (17de), Fontainebleau (5de) en Morfontaine (1ste), was Simpson ook verantwoordelijk voor het design of herontwerp van Ballybunion, Hardelot, Royal Antwerp, Rye Ashridge, Cruden Bay en Royal Porthcawl. Ook drukte hij zijn stempel op de links van Muirfield en Carnoustie, waar The Open meerdere keren te gast was. Zijn 50-jarige carrière als golfbaanarchitect kan worden omschreven als onconventioneel, compromisloos en prijzig. In 1964 schreef de Britse golfschrijver en commentator Henry Longhurst 'dat er meer geld was uitgegeven aan het teniet doen van zijn werk dan van alle andere architecten bij elkaar.' Simpson zelf onderschreef het idee van Oscar Wilde dat critici opgevoed moesten worden en hij had een enorme minachting voor commissies van golfclubs. 'Negentig procent van de kritiek van clubgolfers is het gevolg van totale onwetendheid', meende hij.

Het verklaart enigszins het moeizame karakter van zijn carrière. Bij zijn meeste opdrachten – ouderwetse designs veranderen in moderne, strategische tests – werden zijn aanpassingen standaard deels geaccepteerd en deels afgekeurd. Het is echter interessant om te zien dat als hij de vrije hand kreeg, zoals bij Morfontaine, zijn werk in de decennia erna aan status won. Tijdens zijn hele carrière hield Simpson vol dat hij het het best wist en de tijd wijst uit dat hij meestal gelijk had.

Een afspraak met het lot

Tom Simpson werd in 1877 geboren en was de zoon van een mijneigenaar in Lancashire, die rijk genoeg was om vijf mensen in dienst te hebben en zijn enige zoon naar Cambridge te sturen om rechten te studeren. Simpson begon pas op de universiteit met golf, maar schopte het tot een bekwaam amateur en had in 1908 een handicap van plus 1. Maar drie maanden nadat hij begin 1902 afstudeerde veranderde een toevallige gebeurtenis zijn toekomstige carrière. Hij speelde op een lentedag op Woking en hoorde leden mopperen over een nieuwe fairwaybunker op de vierde hole die door een stel andere leden was aangelegd. Nieuwsgierig geworden ging hij kijken en vond een aantal kleine bunkers dicht bij elkaar, op driving distance net links van het midden van de fairway. In 1902 grensde dat aan waanzin. Toentertijd waren bunkers bedoeld om slechte slagen af te straffen en dit waren de eerste hindernissen die Simpson zag die in het spel kwamen bij goede slagen. De slimme Simpson begreep meteen dat zo'n soort hindernis een herdefiniëring betekende van het concept van een 'goede slag' en de mogelijkheden die dit bood. Naarmate hij beter in het spel werd, had hij al ontdekt dat deze penal hazards, die slechte slagen afstraffen, voor goede golfers weinig problemen opleverden. Sterker nog, ze fungeerden als markeringen om een veilige weg naar de green te zoeken. Maar voor minder bedreven spelers, die de bal regelmatig slecht raakten, waren ze dodelijk. Ofwel: ze vingen de konijnen, maar lieten de tijgers vrij rondlopen.

Misschien nog wel interessanter voor Simpson was het feit dat deze hindernissen een eendimensionale strategie stimuleerden, waarbij iedereen dezelfde route volgde. Hij begreep dat je door de hindernissen strategischer te plaatsen alternatieve lijnen voor verschillende spelniveaus kon creëren, terwijl je tevens beter gebruik kon maken van de natuurlijke hoeken, contouren en hindernissen. De test zou diverser en tactischer worden.

Simpson begon zijn ronde op Woking als advocaat en eindigde hem als golfbaanarchitect. Officieel bleef hij tot 1910 advocaat, maar vanaf 1902 wist hij dat golf zijn pad was. Hij was een begenadigd kunstenaar wiens tekeningen en aquarellen in Londen tentoon werden gesteld en door de prachtige golflandschappen werd ook zijn esthetische gevoel aangesproken. Rond de eeuwwisseling was golf in Engeland booming business en Simpson zag voor zichzelf een grote rol als designer van nieuwe, natuurlijke, dramatische en bovenal strategische golfbanen.

De Franse connectie

Simpson was bij de Woking Golf Club aan het goede adres. In clublid John Low vond hij een medestander op het gebied van strategie en iemand die graag zijn ideeën over baandesign deelde. Simpson leerde van Low dat de bunkers niet revolutionair waren, maar de spelprincipes volgden van 's werelds oudste golfbaan – ze waren geïnspireerd op de par-4 zestiende hole van de Old Course, waar de Principal Nose- bunkers eenzelfde functie hadden. De gesprekken met Low – 'Wat hij niet weet over golfarchitectuur is geen kennis', zei Simpson ooit – hielpen hem om zijn eigen onwankelbare grondbeginselen over baanarchitectuur te ontdekken. Simson geloofde bovenal dat:

- Een golfbaan plezierig moest zijn voor spelers van elk niveau. Hij moest speelbaar zijn voor de hogere handicapper en een uitdaging zijn voor de betere golfer.

- Het midden van de fairway en/of de kortste, meest directe route naar de hole moest vol gevaar zitten dat dreigend was voor de sterke golfer.

- Een hole moest of moeilijker zijn dan hij leek, of moeilijker lijken dan hij was – hij mocht er nooit uitzien zoals hij was. Het was de taak van de architect om zijn doel te vermommen. Simpson wilde onzekerheid bij de speler veroorzaken.

- Natuurlijke schoonheid moest volledig intact blijven en eventuele grondverplaatsing moest bij het landschap passen.

- Het nemen van risico's behoorde tot de kern van het spel. 'Golf op zijn best is een eeuwigdurend avontuur', vond hij. 'Het gaat niet om veilige beleggingen, maar uit speculeren met aandelen – het moet een risicovolle onderneming zijn.'

- En misschien wel de belangrijkste eis van Simpson was dat zijn banen altijd 'interessant' waren. 'Het zijn immers de krankzinnige meesterwerken die in je herinnering voortleven en het spel de moeite waard maken.'

'Meer dan zijn tijdgenoten zocht Simpson de grenzen van het baanontwerp op, in de jacht op interessante en opwindende holes', zegt medearchitect Fred Hawtree. 'Hij merkte dat een hole een paar jaar later gek of rommelig kon worden, maar hij ontwierp regelmatig banen die nu nog steeds helemaal kloppen.'

Met goede connecties, bruisend van de ideeën en vol passie vond Simpson al snel een baan. In 1910 werd hij partner van Herbert Fowler, wiens ideeën over natuurlijk, uitdagend design overeenkwamen met die van hem.

Fowler nam het overgrote deel van de Britse opdrachten voor zijn rekening, terwijl Simpsons meest opvallende vroege werk in Frankrijk plaatsvond. Hij kreeg een goede relatie met de Hertog van Gramont, die hem uitnodigde om in Parijs zijn eigen 9-holesbaan te bouwen. Het resultaat, Valliere, is nu de tweede baan van Morfontaine, maar in het design is al goed de intentie van Simpson te zien. Uitzinnig golvende greens, brede fairways en gewaagd gebruik van het landschap resulteren in een overweldigende ervaring, die meer weg heeft van een rit in een achtbaan dan op de autoweg. Het werd ooit zo omschreven: 'De rotsen van zandsteen in de fairway lijken op beelden van Henry Moore en verbinden de baan met het omringende land.

Het startsalvo van Simpson was indrukwekkend, met herontwerpen van de primitieve lay-outs van Fontainebleau en Chantilly. Op Fontainebleau maakte hij volop gebruik van rotsachtige, beboste heuvels om een rauwe test door de bomen te creëren. De met bomen en keien bezaaide heuvel achter de eerste green laat de artistieke kant van Simpson zien. De desoriënterende gekruiste bunkers die je de weg versperren zijn een typisch voorbeeld van zijn gebruik van diagonale hindernissen die je dwingen om een route te zoeken. Maar misschien zijn de enorme rotsformaties links voor de green van de korte par-5 twaalfde hole wel het mooist – een vroeg voorbeeld van zijn aangeboren flamboyance en een uitdaging om rekening mee te houden voor iedereen die in twee slagen voor de green wil gaan.

Zo'n vijftig kilometer ten noorden van Chantilly-Vineuil had Simpson de beschikking over een ander prachtig bosrijk terrein. Zijn werk hier, dat in 1920 werd voltooid, laat zien hoe goed hij met hoeken was, met subtiele doglegs in de meeste lange holes. Het beste voorbeeld is de par-4 tiende. De hole loopt licht van rechts naar links, met een eenzame fairwaybunker aan de binnenkant, die spelers die de hoek willen afsnijden in de weg zit. De lijn net langs of over de bunker geeft de beste hoek naar de green, terwijl minder goede of voorzichtige golfers kunnen kiezen voor de veiligere lijn rechts.

Zijn meest waanzinnige meesterwerk

Simpson creëerde zijn meesterwerk Morfontaine in 1926, net voordat hij zijn eigen bedrijf opzette. Hoewel hij de baan van tijd tot tijd aanpaste, is de klassieke lay-out bewust onberoerd gelaten. Hiermee is het een van de beste voorbeelden van zijn kunst geworden.

Overigens moet wel gezegd worden dat de baan net als alle andere niet immuun was voor de opmars van de moderne technologie en in 2005 nam de club de ontwerper van Kingsbarns, Kyle Phillips, in dienst voor een update. 'Ik zou het meer het oppoetsen van een trofee noemen', zegt Phillips. 'Ik was er niet om mijn stempel op de baan te drukken, maar om 'm relevant te maken voor vandaag de dag, zonder 'm te verpesten.' Uiteindelijk verlengde Phillips de derde en tiende hole en maakte hij een nieuwe tee voor de twaalfde om de baan een broodnodige langere par-5 te geven.

Als fan van de Golden Age heeft Phillips geen twijfel over wat Morfontaine anders maakt. 'Het spel heeft hier een prachtige subtiliteit. Simpson heeft de greens zo gedraaid dat ze uitnodigen voor een approach van een bepaalde kant, maar van de tee is het zelden duidelijk welke kant dat is. Hij heeft de tees zo neergelegd dat er diagonale lijnen naar de fairway ontstaan of soms – zoals op de par-4 zesde – lijken ze zelfs een dogleg recht te buigen. Hij gebruikt de contouren van de fairway om semi-blinde slagen te creëren of de bal van de ideale lijn af te laten stuiteren. Het zorgt allemaal voor verwarring en twijfel, wat natuurlijk zijn bedoeling is. Maar nog belangrijker: de baan vraagt om slagen waar golfers blij van worden. Hij is maar net zesduizend meter lang, dus het gaat niet om power. De baan vraag om shotmaking, risico's nemen, herstelslagen en creativiteit.'

Ook bij de ontwerpen van Colt en MacKenzie is strategie van groot belang, maar volgens Phillips laat Morfontaine zien dat Simpson het anders aanpakte. 'Het is fascinerend om hun individuele benadering te zien van greens en het terrein eromheen. De greens van Colt waren niet gigantisch, maar het waren wel veilige havens. Je had het zware werk gehad als je ze bereikte. Bij MacKenzie kon je nooit opgelucht ademhalen, dat zie je op Augusta. Hij testte je tot het bittere eind. Maar de greens van Simpson waren 'gedrapeerd'. Het was net of hij er een tafelkleed overheen legde, wat hem de gelegenheid gaf om allerlei slimme subtiliteiten en misleidingen te gebruiken. Hij verwerkte bunkers en contouren in zijn greens en vouwde het puttoppervlak hieromheen. Ze spelen geweldig, maar laten ook zijn artistieke kant zien.'

Volgens Phillips vind je een van Simpsons favoriete elementen terug op de par-3 zeventiende van Morfontaine. 'Hij creëerde een richel in de green die de bal naar een ondersteunende rand dirigeerde. Je kon dit gebruiken om de bal dicht bij de vlag te krijgen. Maar áchter de rand liep de slope door naar beneden en belandde je in de problemen, in dit geval een bunker. Het is zo leuk, slim en creatief.'


Mentale chaos

Toen hij alleen ging werken, werd Simpson productiever in het Verenigd Koninkrijk. In de jaren dertig ging hij aan de slag met uitgebreide renovaties van banen als Ashridge, New Zealand, North Hants, Hayling en Felixstowe Ferry. Maar hij bleef ook Frankrijk trouw. In 1931 completeerde hij zijn werk aan een andere klassieker: Hardelot aan de Noord-Franse Opaalkust. 'De routing is hier puur Simpson', zegt Frank Pont, die de baan in 2013 samen met Patrice Boissonnas renoveerde. 'Hij veranderde graag continu van richting en gebruikte veel driehoeken. Je ziet dit nog beter op Morfontaine en Fontainebleau. Maar ik durf te beweren dat de greens van Hardelot zijn beste zijn. Ze zijn wild, maar niet te wild. Ze dragen bij aan een uitdaging vol variëteit en creativiteit. Helaas compromitteerden "oprukkende" bosranden zijn strategische uitdagingen van de tee en de omgeving van de green. Het was onze taak om deze elementen terug te brengen en het speelse van zijn ontwerp te herstellen.'

Ondanks het feit dat Simpson flair toevoegde aan de kunst van het golfbanen ontwerpen, waren zijn ideeën niet bij iedereen populair. Zijn 'de-klant-heeft-het-altijd- mis'-benadering hielp natuurlijk niet, maar de simpele waarheid was dat de golfwereld zich niet volledig kon vinden in zijn praktijken. Zijn idee om hindernissen te plaatsen in het midden van de fairway om strategische keuzes te forceren kon op weinig bijval rekenen, en als hij het kon 'verkopen', kreeg hij er veel kritiek op. Zijn beroemde fairwaybunker op de par-5 zesde van Carnoustie – die verantwoordelijk was voor de naam Hogan's Alley – was een van de weinige die daadwerkelijk werd uitgevoerd. Veel andere, zoals die op de twaalfde hole van Muirfield, kwamen niet verder dan het papieren ontwerp, al nam Muirfield wel zijn suggestie over voor een meer centrale bunker veertig meter voor de green van de negende (Simpson's Folly).

Simpsons voorkeur voor het veroorzaken van mentale chaos maakte hem ook niet geliefd. Als goede amateur had hij plezier in, en stimuleerde hij, de geluksfactor. Hij gebruikte hellingen en vormen om de golfer te verwarren. Als een soort satire in zijn ontwerpen had hij er vooral lol in om golfers te pakken die hun spieren gebruikten in plaats van hun hersens. Ook had hij geen problemen met blinde slagen, met uitzondering van slagen binnen de honderd meter, als 'de vlag het doel wordt in plaats van de green'.

Met zijn dwarse karakter leek het er soms zelfs op dat hij deze elementen vooral in zijn designs integreerde om de behoudende clubcommissies die hem in dienst hadden genomen te prikkelen. Bernhard Darwin schreef hierover: 'Geen enkele architect schept er meer genoegen in om aan de staart van de tijger – of wie dan ook – te trekken, en heeft meer duivelse vaardigheid om dit doen.'

Het beste voorbeeld hiervan is Harry Colts New Course van Sunningdale. In 1934 ontwierp Simpson als onderdeel van een grondige renovatie vier nieuwe holes – zes tot en met negen. Deze bleken echter zo impopulair – '... een extreem moeilijke test voor de powerspeler', schreef Longhurst – dat binnen twee jaar Colt zelf werd ingehuurd om de aanpassingen ongedaan te maken. Op Royal Porthcawl en Rye gebeurde hetzelfde: een aantal van Simpsons uitgebreide herzieningen van de jaren dertig werden later weer aangepast.

Maar hij ging onverschrokken door. Hij kwam aanrijden in zijn zilveren Rolls Royce, een houding van superioriteit uitstralend, en ging door met toepassen van zijn principes op prestigieuze banen als Ballybunion, Ashridge en St Enedoc, tot de Tweede Wereldoorlog alle activiteiten een halt toeriep. Na de oorlog verbleef Simpson enige tijd in Spanje om banen te herbouwen die verloren waren gegaan in de burgeroorlog, maar zijn belangrijkste werk lag achter hem. Toch ging hij pas in 1953, op 76-jarige leeftijd met pensioen.

Simpson vond het jammer dat hij zijn eigen overlijdensbericht niet kon lezen, en was dan ook opgetogen dat Longhurst hem van dienst wilde zijn door het in 1959 te schrijven, vijf jaar voor zijn dood. De beroemde schrijver van de Sunday Times zette Simpsons ideeën op papier en schreef dat hij de dertiende van St Andrews de beste hole in golf vond en Liphook – waar hij lid was geworden – de beste baan in het binnenland. Ook vermeldde hij dat Simpson weigerde om iets voor klanten te ontwerpen als hij het saai of te alledaags vond, hoe graag ze het ook wilden – wat vaak het geval was.

'Iemand met zo'n geweldige reeks banen op zijn conto verdient het om gehoord en gerespecteerd te worden, al hoeven we het niet altijd met hem eens te zijn.' Zestig jaar later onderschrijft Kyle Phillips deze uitspraak nog steeds. 'Ik hou van het artistieke van MacKenzie en Colts ideeën gaan vandaag de dag nog steeds op, maar ik vind dat Tom Simpson altijd genoemd moet worden. Die Golden Age heeft de standaard van de golfarchitectuur bepaald. Heel veel van wat we tegenwoordig doen is erop gebaseerd en Tom Simpson heeft hier heel vaak aan bijgedragen.'

Dit verhaal stond eerder in Golfers Magazine 1. Meer van dit soort verhalen lezen? Neem dan nu een abonnement op Golfers Magazine en ontvang tien keer per jaar hét golftijdschrift van Nederland thuis.