Uit Golfers Magazine 1: De ambities en zorgen van Maarten Lafeber

De Dutch Open-winnaar heeft nog steeds een tweesporen-carrière. Hij is de leider van het topsportprogramma van de NGF en hij wil nog steeds als speler presteren.

maarten lafeber

Voor het eerste nummer van Golfers Magazine van dit jaar sprak Jan Kees van der Velden uitgebreid met Maarten Lafeber. De vooravond van de start van zijn speelseizoen in het Kenia Open leek ons een uitstekend moment dat artikel in zijn geheel online te zetten. Maarten Lafeber over de staat van het Nederlandse en zijn eigen golf.

(Het artikel begint onder de advertentie)

------------------------

Het seizoen 2017 was voor de speler Maarten Lafeber een dieptepunt. Een onwillige rug was er de oorzaak van dat hij niet meer dan negen toernooien van de Challenge Tour kon spelen. Lafeber haalde alleen in de Belgische KPMG Trophy de cut. Een 61ste plaats leverde hem 540 euro op.

Maarten Lafeber werd in december 44. Zijn generatiegenoot Robert-Jan Derksen vierde in januari zijn 45ste verjaardag, maar hij stopte ruim vier jaar geleden al.

‘Stoppen?’, zegt Lafeber. ‘Waarom? Ik ben een enorme liefhebber van golf. En ik denk dat ik het nog steeds in mij heb om op de Europese Tour te spelen. Ik zal nooit meer een top-50-speler worden, maar tot de beste honderd van de Tour moet ik toch kunnen behoren. Zeker nu ik weer fit ben.

Lafeber speelde eind juli zijn laatste wedstrijd. Het KLM Open moest hij aan zich voorbij laten gaan. De oud-winnaar probeerde het begin november nog in de tweede kwalificatiefase van de Europese Tour en op het Spaanse El Encin redde hij het met -8 (vier rondjes 70) net niet. Geen Qualifying School, geen kaart.

Maar omdat hij aan zijn rug was geblesseerd verstrekte de Europese Tour hem wel een ‘briefje van de dokter’, ofwel een medical extension. Daardoor kan hij in 2019 wel de eerste divisie van het Europese golf spelen.

‘En ik voel me dus weer fit’, herhaalt Maarten Lafeber. ‘Ik sta te popelen om te spelen.’

De Challenge Tour begint pas eind maart, begin april. Wat is daarin mogelijk? Hoe gaat Maarten Lafeber de promotie naar de Europese Tour afdwingen?

‘Ik denk dat het mij niet snel lukt om dat via een plaats in de top-15 van de Order of Merit te doen’, zegt hij eerlijk. ‘Maar via de Qualifying School – dat moet lukken. In de loop der jaren heb ik wel geleerd hoe je dat 108-holestoernooi moet overleven.’

Maar staan die ambities je werk als bondscoach niet in de weg? Overigens ben je wel een bondscoach? Of moeten we je functie bij de NGF anders omschrijven? Je doet dit werk nu voor het vierde jaar, maar het is voor velen niet duidelijk wat je nu precies bent.

‘Bij een bondscoach denk ik eerder aan een voetbaltrainer die vaak op het veld staat en die trainingen leidt. Je moet mij meer zien als iemand die de lijnen uitzet, het beleid bepaalt. Dat wordt uitgevoerd door de coaches. In principe monitor ik alle spelers, houd hun vorderingen in de gaten. Maar je zult mij wel zien werken met de topamateurs of spelers die in het in zich hebben om de stap naar de pro’s te maken. Denk aan een Jerry Ji, maar ook aan Anne van Dam. We praten veel, werken samen en ik heb contacten met de ouders. Ik bemoei mij in principe niet met hun swings. Daar hebben ze andere coaches voor. Als ik iets zie dat mij niet bevalt, dan schakel ik hen in.

Ik ben dan ook meer een topsportcoördinator, die zich hier en daar met spelers bemoeit maar die ook verantwoordelijk is voor het eindresultaat. Maar ik vind het eigenlijk niet zo belangrijk hoe je mijn functie noemt.’

De basis is er nu. Nu je een structuur en een team hebt waar je tevreden over bent, is de vraag: hoe gaat het Nederlandse golf de sprong naar de top maken?

‘Het korte spel moet beter. Het verschil wordt bij de slagen vanaf honderd meter gemaakt. Daar gaat het om. Als ik naar topamateurs uit andere landen kijken, dan ben ik echt niet onder de indruk van hun lange spel. Op dat gebied doen onze spelers niet voor hen onder.’

Maar we hadden tien, vijftien jaar geleden al een bondscoach die het begrip short game heilig verklaarde. Oranje werd wereldkampioen. De Boys wonnen de Europese titel. De dames speelden zich in Zweden de naar de finale van het EK.

‘Je bedoelt Chris van der Velde. Ja, dat is een man waar ik als speler ook heel wat van heb geleerd. Geen wonder dat hij met een toch al goede lichting prestaties leverde. Maar Chris was niet de enige die zelf ook een goed kort spel had. Denk aan Rolf Muntz en – op een iets lager niveau – Niels Kraay, die nu een van de NGF-coaches is.’

Maar waarom dan nu deze ommekeer in je denken als hoofdcoach?

‘Het is iets waar ik al veel eerder meer rondliep. Het is niet zo dat er helemaal niets met het korte spel werd gedaan, het waren echter vooral de homepro’s die het werk deden. Maar als je de techniek van de selectiespelers onder de loep nam, dan zag je dat de meest simpele chip niet goed werd uitgevoerd. Hoe komt dat? Pas nu op als je dit als een verwijt naar de homepro’s ziet, maar zij concentreerden zich in de meeste gevallen vooral op de swing. Het korte spel werd erbij gedaan.’

En hoe gaat dat dan nu?

‘Nogmaals, met het lange spel heb je marge. Daar mag je best weleens wat missen. Maar die marge is bij chips, pitches en bunkerslagen veel kleiner. Tussen anderhalve meter een halve meter ligt een wereld van verschil. Uit de cijfers van de NGF-coaches bleek dat wij – week in, week uit – in internationale wedstrijden vanaf honderd meter een tot twee slagen inleverden op de Europese toplanden. Maar hoe dan nu, wil je weten. De nationale coaches en ik nemen het voortouw. Het is onze verantwoordelijkheid. Dat betekent niet dat er geen rol is weggelegd voor de homepro’s. Hoe we dat gaan invullen, zal in de nabije toekomst duidelijk worden. Het moet echt op deze manier, want anders wordt het gat met de rest van Europa alleen maar groter. En als er één ding is wat wij willen, dan is het ’t gat met de top-8 dichten. Dan speel je in elk EK om de prijzen.

Ik wil dat Nederlandse spelers over een paar jaar bekend staan om hun uitstekende korte spel. Ik word soms moe van de lof voor de Spanjaarden met hun gouden handjes. Daar worden ze echt niet mee geboren. Dat is het gevolg van een manier van trainen. Ja, inderdaad worden ze gemotiveerd door grote voorbeelden als Ballesteros, Olazábal en Garcia. Dat helpt. Maar ik ben ervan overtuigd dat wij op dit deel van het spel een enorme slag kunnen slaan.

‘Wat het belang van een goed kort spel nog belangrijker heeft gemaakt? De bal. Met de zachte balatabal kon je nog lekker klooien, daar kon je veel gevoel in leggen. Maar nu de bal harder is geworden, is een goede basistechniek nóg belangrijker geworden. Dat heeft in golf echt voor een enorme omslag gezorgd.’

Zie je al iets?

‘Ik merk het bij Jerry Ji. Die voelt het al, die begint het te vatten. Die ziet en merkt wat de bounce van de club doet. Bij de anderen gaat dat komen, maar ik wil niet meer dat iedere homepro zijn eigen saus eroverheen gooit. Dat hoeft sowieso niet. Er ligt al een blueprint die je verder helpt. Die van Seve, van Tiger. Het gaat er vooral om consequent te gaan werken. Om één lijn te trekken en dat kan alleen als de nationale coaches de leiding nemen. Onder mijn verantwoordelijkheid natuurlijk.

Het probleem in Nederland is dat we te weinig banen hebben waar je als goede speler wordt getriggerd om een goed kort spel te ontwikkelen. De Haagsche, The International, De Hoge Kleij. Dan heb je het wel gehad. Je hoeft niet te weten hoe je de bounce van je club gebruikt. Er wordt hier ook niet echt kort gemaaid rond de greens. Er is geen grain, al is dat een kwestie van klimaat. Maar ik noem het wel omdat je daar als topamateur mee te maken krijgt. Daarom is het zo goed dat we vaak en regelmatig op Monte Rei, in het oosten van de Algarve, kunnen oefenen. De selecties zijn daar in de koude maanden minimaal vier keer een week. Dat gaat voor een enorme omslag zorgen. De spelers beginnen het te merken.

We zijn nu bijna drie maanden bezig met de nieuwe trainingen. Dit is wat wij doen en wat we blijven doen. Geen discussie over mogelijk, ook niet met de homepro’s. En: het gaat niet over mijn belang. Alles wat wij doen, is vanuit de speler geredeneerd. Het is niet: wij van de NGF tegen de homepro’s. Het enige wat belangrijk is, is dat de curve omhoog gaat en het gat met de rest kleiner wordt.’

Je begint nu aan je derde jaar. Je hebt zeker in het begin heel veel over je heen gekregen. En die kritiek is niet helemaal verstomd.

‘Tja. Ik wist dat het ging gebeuren. Ik ken mijn eigen persoonlijkheid en weet dat ik vrij uitgesproken ben. Als NGF-coach en in de baan. Ja, ik weet het: ik lach niet veel als ik speel, maar dat is omdat ik voor de volle honderd procent geconcentreerd ben.

In mijn eerste gesprekken met NGF-directeur Jeroen Stevens heb ik dan ook gezegd dat hij goed moest beseffen dat de kans groot was dat die kritiek er zou komen, dat mensen negatief zouden reageren op mijn benoemingen. Ik heb daar zelf geen last van, maar hij heeft ook wel wat over zich heen gekregen.

Voor ik er aan deze job begon, heb ik met veel mensen gesproken. Ook in het buitenland. Je gaat beslissingen nemen die niet altijd populair zijn, kreeg ik van hen te horen. Dat hebben Jeroen en ik ook ondervonden. Maar ik heb voor de volle honderd procent zijn vertrouwen. Ik blijf dan ook bij mijn visie en ik hou aan onze lijn vast. We zijn goed op weg, maar je kunt niet toveren. Het gaat erom een goede basis neer te leggen en daarop te bouwen. Dat doen we nu.

Waar ik alleen geen invloed heb, is het aantal jeugdgolfers. Ik begrijp maar niet dat er zoveel clubs zijn die maar niet zorgen dat het leuker wordt voor kinderen. Helpt het dat Joost Luiten in een paar jaar tijd twee KLM Opens wint? Als je ziet hoe goed Joost is, dan is zijn invloed bizar laag. Maar dat is niet zijn schuld.’

Er wordt op het gros van de Nederlandse clubs archaïsch gedacht, heb ik in dit blad geschreven. Die zijn in tal van opzichten niet met de toekomst bezig. Geen visie, geen elan. Niks.

‘Dat zijn jouw woorden, maar feit is wel dat goede Nederlandse prestaties als het ware op de clubs worden geboren. Daar begint het. We hadden ooit twintigduizend jeugdgolfers. Nu elfduizend. De clubs zijn de bevoorraders van onze talenten.’

Je hebt na drie jaar je contract verlengd?

‘Nog niet, maar de NGF en ik zijn in gesprek en we gaan er wel uitkomen. Moet ook want, ik ben na drie jaar nog lang niet klaar. We hebben de zaak op de rit, al zullen er altijd mensen zijn die boos op mij zijn. Voor hen zal ik altijd een soort boeman zijn. Het zij zo. Mijn relatie met Jeroen Stevens is overigens uitstekend. Hij geeft duidelijk aan wat hij wel en niet wil. Stevens doet er alles aan om dingen beter te maken. En als het nodig is om tegen de stroom in te roeien, dan doet hij het. Er zit veel sport in Jeroen.’

De Belgen! Drie man op de Tour en nu ook nog eens een zege van Thomas en Thomas in de World Cup. En dat allemaal met 65 duizend golfers. Om jaloers op te worden.

‘Robert-Jan en ik zijn een paar keer in de top-10 geëindigd en Derksen werd ook een keer vierde met Joost Luiten. Dat was het maximaal haalbare. Maar nee, ik ben niet jaloers. Ik vond het mooi om te zien dat België won.

Met Thomas Detry heb ik een paar keer gesproken. Ik vind hem – in alles wat hij doet – een voorbeeld voor ons. Ik heb het idee dat de Belgen het in de breedte niet beter doen dan wij. Ze zijn veel meer level-headed. Wij gaan als een jojo heen en weer. Het is goed of slecht. De Belgen blijven een stuk rustiger.

En toch: wij doen veel meer goede dingen dan zij. Kijk maar eens wat er onder Detry en Pieters zit. Dan staan wij er echt veel beter voor. Neem dat verhaal van die golfschool waar je de sport met een middelbare school kunt combineren. De Belgische coaches zeggen zelf dat dit niets met topgolf te maken heeft.

Van andere landen en hun coaches hoor ik dat ze onder de indruk zijn van hoe wij de zaken voor elkaar hebben. Zelfs de Denen. Maar je had het over de Belgen…’

Maar Thomas Pieters en Thomas Detry zijn toch heel goede spelers?

‘Ja en ze hebben ook veel aan Mike Small te danken, de golfcoach van de Universiteit van Illinois. Hij heeft de spelers voor een groot gedeelte gemaakt wie ze zijn.’

Dat is ook de reden dat Jerry Ji deze zomer naar deze school gaat?

‘Jerry kreeg veel aanbiedingen van goede universiteiten. Maar hij wilde vooral een goede coach hebben. Wel, dat heeft Mike Small wel bewezen. We hebben wat dat betreft ook met Pieters en Detry gesproken. Ze gaan nog steeds naar hem terug. En Small wilde Jerry graag hebben. Ik denk dat Jerry en hij allebei een goede keuze hebben gemaakt.’

Over coaches gesproken. Tijdens het Golfgala in Noordwijk van afgelopen december reikte Louis van Gaal de prijzen uit aan Joost Luiten en Anne van Dam, de golfers van het jaar. Hij zei dat de NGF hem had gevraagd om de coaches te adviseren. Hij heef overigens nee gezegd.

‘Is dat zo? Wel, dat is nieuws voor mij. Weet ik niets van.’

Zou je daarvoor open staan?

‘Natuurlijk, al is golf een heel andere sport dan voetbal. Ik heb wel met Charles van Commennée gesproken, die tot afgelopen zomer prestatiemanager bij NOC*NSF was. Het was goed om met hem aan tafel te zitten. Van hem heb ik goede feedback gekregen. Je weer dat Johan Cruijff en ik goed bevriend waren. Van hem heb ik ook veel geleerd.’

Maar nog even terug naar het gebrek aan topspelers. Frustrerend?

‘Dat heeft vooral met de periode voor mijn aantreden bij de NGF te maken. Dat is eigenlijk een vraag voor Jeroen Stevens. Ik heb er niets mee te maken. In feite ben ik op het laagste punt ingestapt. Er was niemand die ook maar in de buurt was van een kans om op de Tour te komen. Nu zien we een batterij van jongens die op de Alps of de Pro Golf Tour willen spelen. Zij beseffen gewoon niet wat er nodig is om op de Challenge Tour in de top-15 te eindigen of op de Europese Tour te spelen. Dat is iets waar ik mij enorm aan stoor.’

Dat komt deels omdat het hen nooit verteld is.

‘Klopt. Maar zijn er ook een paar die ontstellend eigenwijs zijn. En dan is er ook nog de rol van hun ouders. Je praat met hen, voert argumenten aan, maar er wordt niet geluisterd. Men vindt dat hun kind goed genoeg is om pro te worden. Prima, is vervolgens mijn reactie, dan trek ik mijn handen ervanaf en wens ik iedereen veel succes. En dan is het ook over voor mij.

Je zit als ouder met mij om tafel. Ik heb jaren op de Europese Tour gespeeld, meer dan vierhonderd toernooien. Hoe kun je dan als vader of moeder pretenderen dat je het beter weet dan ik? Tja.

Het probleem is dat het bij een aantal van deze spelers aan realisme ontbreekt. Ze hebben geen idee hoe goed er op de Challenge Tour wordt gepresteerd. Als je daar debuteert, dan moet je niet zeggen dat de top-15 van de ranking – en dus promotie naar de Europese Tour – je doel is. Nogmaals, het besef is er niet dat dit niet realistisch is. Als je in de top-45 eindigt, dan heb je het al goed gedaan. Elk jaar komen er zoveel talenten uit heel Europa en daarbuiten bij en het niveau is zo hoog.

In mijn tijd wilde je als amateur goed zijn, zo goed dat je een kans maakte op de Qualifying School. Dat is ook de reden dat ik in 1997 nog een jaar amateur ben gebleven. En won ik het Spaans en het Zwitsers Amateur en plaatste ik mij, net als Chris van der Velde en Robert-Jan Derksen, tijdens de Qualifying School.’

Kijken spelers niet voldoende in de spiegel?

‘De andere coaches en ik hebben het daar weleens over en dan verbazen we ons daar wel over. En wat de huidige generatie spelers op de Challenge Tour betreft: eigenlijk zou je dat eens aan hen moeten vragen. Ik heb daar wel een mening over, maar ik weet niet of ik daar iets substantieels over moet zeggen. Zij moeten maar eens in de spiegel kijken en dan denk ik dat ze het zelf wel weten. Hou het daar maar op.’

Nog even over Jeroen Stevens. Hij is twee keer captain geweest van het Europese jongensteam en het viel hem op dat die spelers zo zelfstandig waren.

‘Klopt. Hij hoefde ze niet te zeggen wat ze bijvoorbeeld in hun voorbereiding moesten doen. Aan die zelfstandigheid hebben we de laatste jaren in onze selecties hard gewerkt. We merken dat tijdens de weken op Monte Rei, waar ze veel zelf moeten regelen: op tijd aanwezig zijn, ontbijt klaarmaken, huiswerk af krijgen. Je merkt ook dat er veel serieuzer wordt getraind. Daar was tijd voor nodig, maar je ziet dat ze het oppikken. En eerlijk is eerlijk: er was een periode dat de spelers van Oranje ‘lost’ waren als het om discipline ging. Dit gezegd hebbende: het is niet zo dat ik alleen maar spelers en coaches wil hebben die geen tegengas geven. Ik hou wel van spelers die een beetje dwars zijn. Was ik vroeger ook.

Met de andere coaches hebben we vaak lange gesprekken en we zijn het lang niet altijd meteen met elkaar eens. Uiteindelijk kom je er echter altijd wel uit. Want aan dat team en de medewerkers van het NGF-kantoor heb ik veel te danken. Dat heeft er ook gezorgd dat de drive niet weg is. De eerste twee jaar als NGF-coach hebben mij veel energie en kracht gekost. Er waren momenten dat ik eraan dacht om Jeroen Stevens te bellen en hem te zeggen dat ik ging stoppen, want dit wordt niets. Maar dat team bleef maar gaan, bleef positief. Op een gegeven moment wist ik dat het te simpel was om te stoppen. Stoppen kan iedereen. Maar het gaat er om het onderste uit de kan te halen. Dat gaat niet als je je collega’s laat vallen.

En niet stoppen als speler heeft ook met mijn drive te maken. Plus het feit dat er nu een structuur staat in Nederland. Ik slaap een stuk beter nu die verdeling tussen spelen en coachen daardoor een stuk gemakkelijker is.

Eind vorig jaar sprak ik Sean Foley tijdens een seminar. Foley heeft met Woods gewerkt en hij is de coach van de succesvolle Justin Rose. Sean Foley wist van mijn rugproblemen en was blij voor mij dat het weer goed gaat, dat ik weer zin heb om te spelen. “Goed zo,”, zei hij, “ga ervoor. Je bent goed genoeg. Gewoon gaan spelen en straks kun je naar de Senior Tour. Geef niet op.” Die woorden deden me goed en ik wist weer: coachen én spelen is waar ik zin in heb.’

(Dit artikel staat ook in Golfers Magazine 1 en ligt nu nog in de winkel. Hét golftijdschrift van Nederland voortaan op de mat krijgen? Abonneer je dan hier en profiteer van een van onze mooie kennismakingsaanbiedingen.)

Tour
  • Golfsupport